Kunnen straten, pleinen en parken als medicijn dienen voor de bubbel waar we online steeds verder ingezogen worden? Stedebouwkundige Hans Teerds houdt in deze column het filosofische concept van de publieke ruimte tegen de Rotterdamse realiteit aan.
Een van de eerste denkers over publieke ruimte was de filosofe Hannah Arendt. Filosofe als ze is denkt ze daarbij niet aan straten, pleinen en parken, maar aan de ‘ruimte’ die er is om elkaar te ontmoeten. Publieke ruimte is in haar teksten de ruimte voor het politieke gesprek, om mee te doen in de samenleving, te participeren. Haar zorg: die ruimte staat onder druk.
Vorige week was ik op een congres over het werk van Arendt in Californië, in een gemoedelijk universiteitsstadje nabij San Francisco. De filosofen en politicologen waren allemaal uiterst kritisch op de situatie in Amerika. En terecht – want, zo constateerde men: er is geen publieke ruimte meer. Ze bedoelden ermee: er is geen plek waar mensen met verschillende achtergronden elkaar ontmoeten, de ander onder ogen komen. Het belang daarvan is dat men uitgedaagd wordt door het perspectief voor de ander, omdat je er samen uit moet komen. Maar de bastions zijn opgetrokken, en een gesprek lijkt onmogelijk. Men bestookt elkaar met alternatieve feiten en fake news. Kortom: er is geen gedeelde media meer, noch andere betrouwbare autoriteiten die ons een gedeelde basis verschaffen, op basis waarvan we in het publieke domein kunnen participeren.
Al 4 reacties — discussieer mee!
Ook in dit kader is het boek van Sanneke van Hassel, Stille Grond, een aanrader.
Laten we beginnen mensen geen label op te plakken, zoals in deze zin ‘de hipsters op Katendrecht, en de nieuwe stadsbewoners iets verderop op Zuid.’ Waarom iemand een hipster noemen. Wie gaat er voor zijn lol en toekomst voor zijn kinderen in een no-go wijk wonen? Niemand wilt dat voor zijn kinderen, maar als EEN BLANK persoon naar een wijk in bloei gaat dan is het een ‘hipster’. Als die persoon gekleurd is, dan is het allemaal koek en ei. Dus als schrijver ben je er ook verantwoordelijk voor, dat WE als één worden gezien en behandeld en niet iedereen maar een label op te plakken! Je gebruikt ook niet het woord allochtoon voor nieuwe stadsbewoners, dus doe het dan ook niet andersom. Het blank bashen begint echt de spuigaten uit te lopen (ook bij VersBeton).
En plekken van ontmoeten, op straat praat je niet zomaar met iemand over politiek, dat gebeurt op werk bij de koffieautomaat, op een vereniging, buurthuis, hele specifieke plekken. Vergeet ook niet dat in het westen bepaalde vrijheden zijn en die in andere culturen er niet zijn en die voor frictie zorgen. Die culturele vrijheden hebben bij bepaalde groepen met geloof te maken, en geloof, tja, dan houdt elke discussie op. Niet elke cultuur is open en vrijdenkend.
Mensen in Katendrecht zijn geen hipsters omdat ze blank zijn, anders zouden we van de mensen die protesteerden tegen het AZC in IJsselmonde ook wel kunnen zeggen dat het hipsters waren, dat doen we niet. Het gaat om een bepaalde leefstijl: luxe restaurants, biologische tentjes, een plek waar je koffie kan drinken tussen de racefietsen… Dat zegt iets over een wijk. Ik woon tegenwoordig tegen Hillegersberg aan, grotendeels blank en rijk, toch zou niemand dat een hipsterwijk noemen. Kortom, je trekt conclusies op basis van wat je denkt te lezen, terwijl het er helemaal niet staat.
Je schrijft zelf op dat discussie ophoudt bij geloof, maar volgens mij houdt discussie alleen op bij halsstarrige overtuigingen als de jouwe. Ik ken zat gelovigen – christelijk, joods en islamitisch – waarmee je een prima discussie kunt voeren.
Ik maak me al jaren zorgen over het verdwijnen van de openbare ruimte. Ik zie sinds eind jaren ’80, begin jaren ’90 straten en pleinen steeds meer veranderen van een plek om te zijn naar een plek om doorheen te reizen op weg naar je bestemming. Op muurtjes worden dingen aangebracht om te zorgen dat je er niet kunt zitten, overal word je begluurd door camera’s – die mij in ieder geval de lust ontnemen om nog buiten te gaan zitten, ik voel me niet veilig met zo’n boos oog boven mijn hoofd – en als je ergens stilstaat word je weggestuurd i.v.m. een samenscholingsverbod of de buurt is in rep en roer omdat iemand op de WhatsApp groep een inbreker gesignaleerd denkt te hebben. Als je buiten staat kun je tenslotte niets goeds in de zin hebben…
Ik begrijp alleen nog steeds niet zo goed waar die verandering vandaan gekomen is, maar ik was erg jong toen hij zich voordeed. Toen ik klein was, was het heel normaal dat we niet thuis waren, maar buiten. Na school ging ik vaak niet naar huis, maar naar het plein of het wijkgebouw, waar mijn moeder en de moeders van mijn vriendinnetjes ook waren en waar mijn oma zat te klaverjassen, en in de buurt zaten ook wel mensen op een stoel voor de deur in het zonnetje.
Nu woon ik tussen meerdere parken en plassen en ik zie nauwelijks iemand buiten, behalve een enkele alcoholist of een keer een groepje jongeren.