Een van de eerste denkers over publieke ruimte was de filosofe Hannah Arendt. Filosofe als ze is denkt ze daarbij niet aan straten, pleinen en parken, maar aan de ‘ruimte’ die er is om elkaar te ontmoeten. Publieke ruimte is in haar teksten de ruimte voor het politieke gesprek, om mee te doen in de samenleving, te participeren. Haar zorg: die ruimte staat onder druk.
Vorige week was ik op een congres over het werk van Arendt in Californië, in een gemoedelijk universiteitsstadje nabij San Francisco. De filosofen en politicologen waren allemaal uiterst kritisch op de situatie in Amerika. En terecht – want, zo constateerde men: er is geen publieke ruimte meer. Ze bedoelden ermee: er is geen plek waar mensen met verschillende achtergronden elkaar ontmoeten, de ander onder ogen komen. Het belang daarvan is dat men uitgedaagd wordt door het perspectief voor de ander, omdat je er samen uit moet komen. Maar de bastions zijn opgetrokken, en een gesprek lijkt onmogelijk. Men bestookt elkaar met alternatieve feiten en fake news. Kortom: er is geen gedeelde media meer, noch andere betrouwbare autoriteiten die ons een gedeelde basis verschaffen, op basis waarvan we in het publieke domein kunnen participeren.