
“Kijk, dát is een stad”. Joost Schrijnen wijst op het Erasmus Medisch Centrum. We zitten in de koffiebar van Het Nieuwe Instituut en beschouwen hoe het enorme medische complex het einde van diens verbouwing nadert. Vervolgens richten we de blik iets naar links, op het Depot van het Museum Boijmans van Beuningen, waarvan de bloempotachtige contouren al duidelijk zichtbaar zijn. “En dat is een gebouw. Welk van de twee vertegenwoordigt macht?”
De vraag is retorisch, want volgens hoogleraar Stad en Regio van de TU Delft en voormalig stadsontwikkelaar voor de gemeente Rotterdam (1981-2001) is de voornaamste verantwoordelijkheid van de overheid het formuleren van een visie op de stad als geheel. Binnen een dergelijke visie past het grootste medisch centrum in Nederland, tevens een van Rotterdams’ grootste werkgevers, in het hart van de stad. Al had de toenmalige directeur-geneesheer van het Erasmus het nieuwe complex liever in Capelle zien verrijzen, vertelt Schrijnen er meteen achteraan. “Het ziekenhuisbestuur zei tegen mij: Wij gaan naar Capelle. Dat ging niet gebeuren, besloot ik daar ter plekke. ‘Capelle?!’, zei ik. ‘Nou, ga dan maar. Ga maar kijken of Capelle ergens een polder en een treinverbinding over heeft.’ De verbijstering van dat moment veranderde het denkraam van de bestuursvoorzitter. Het kostte daarna nog veel tijd, maar ik wist ze te overtuigen dat het ziekenhuis in Rotterdam moest blijven, en dat wij als gemeente er alles aan zouden doen om dat mogelijk te maken.” Het eind van het liedje was dat het Erasmus MC bleef. Een verbouwing in diverse etappes volgde. Op 21 april dit jaar opende het nieuwe Erasmus voor het eerst officieel zijn deuren. “Achttien jaar later kijken we pas naar de eindfase. Zo lang duurt het voor je resultaat ziet van stadsplanning.”