Erasmus en Rotterdam zijn twee handen op één buik. Van een ziekenhuis tot een koeriersbedrijf, de stad claimt de naam van Neerlands beroemdste humanist. Andersom gebruikte Erasmus Rotterdam om zijn reputatie hoog te houden. Hoogleraar Wiep van Bunge verklaart deze wederzijdse toe-eigening in de volgende longread, eerder gepubliceerd in het wijsgerig faculteitsblad Twijfel.
Desiderius Erasmus werd in Rotterdam geboren en vernoemd naar een heilige. Een achternaam had hij niet. Nou was dat niet zó bijzonder: achternamen raakten in Europa pas in zwang na het jaar 1000, aanvankelijk alleen onder de adel en rijkere kooplui. Zelfs vorsten heetten gewoon Karel of Otto, hun nakomelingen Karolingen of Ottonen. Pas met de opkomst van de feodaliteit en de groei van de handel ontstond de behoefte aan juridische aansprakelijkheid. De meeste vroege achternamen verwezen naar een plaats, een streek, waar je vandaan kwam of die je eigendom was. In de praktijk werden mensen zonder achternaam aangeduid met een patroniem, de voornaam van hun vader: Jan Janszoon. Of met een eigenschap. Dit gold onder andere voor geleerden, zoals de achtste-eeuwse monnik en historicus Bede, uit Engeland, die bekend stond als The Venerable Bede.
Maar Erasmus leefde in de Renaissance, en als auteur had hij een veel grotere behoefte aan een identiteit dan zijn middeleeuwse voorgangers. Dus had hij een achternaam nodig. Hij behoorde tot de eerste generatie geleerden die van de uitvinding van de boekdrukkunst gebruik kon maken en niemand was zo gehaaid in het exploiteren van die uitvinding als hij. Hij was een van de eerste Europeanen die begreep wat die uitvinding hem als individuele auteur kon opleveren: roem op een schaal die tot dat moment alleen voor vorsten en generaals was weggelegd. We weten dat Erasmus, wanneer hij een manuscript af had, weken en soms maanden bij zijn uitgever kwam wonen om het gehele moeizame drukproces van nabij te overzien. Dat deed hij niet eens om er rijk van te worden, tenslotte bestond er in de zestiende eeuw nog geen copyright. De opbrengsten gingen naar de boekdrukker en de boekverkoper. Een auteur kreeg hooguit exemplaren van zijn eigen werk, die hij vervolgens zelf kon verkopen. Tot op hoge leeftijd bleef het sappelen. Wanneer het in 1513 – en dan is Erasmus toch al behoorlijk beroemd – winter wordt, moet hij een paard verkopen omdat hij een nieuwe jas nodig heeft. Pas aan het eind van zijn leven is hij van financiële zorgen bevrijd, ook omdat hij nooit een blijvend dienstverband aan wilde gaan. Dat was de prijs die hij betaalde voor zijn hang naar onafhankelijkheid.
Van zichzelf had Erasmus geen cent; hij was een bastaard en iedereen wist dat. De Katholieke Kerk moest hem dat zelfs officieel ‘vergeven’ en hem ‘dispensatie’ verlenen. Maar toen was hij al 50 en wereldberoemd. De vader van Erasmus was een priester, een zekere Gerrit of Gerardus uit Gouda, die een verhouding had met zijn dienstmeisje. Gerrit was een second offender: Erasmus had een oudere broer (Pieter) van dezelfde vader. Toen de zwangerschap niet langer te verbergen viel, dook zijn moeder (Margaretha Rutgers, dus de dochter van een familie die afstamde van een zekere Rutger), onder bij haar familie in Rotterdam waar de jonge Erasmus werd grootgebracht. Vervolgens gingen hij en zijn oudere broer wel naar school in Gouda en hun vader zorgde ervoor dat beiden een uitstekende opleiding kregen in Deventer. Maar Erasmus blééf een bastaard, en dát was een schandaal.
The past is a foreign country. In vroegmodern Europa werd je identiteit vrijwel volledig bepaald door je afkomst, en een afkomst buiten het sacrament van het huwelijk vormde een schandvlek. Natuurlijk bestond er ook sociale mobiliteit – dat is wat Erasmus’ loopbaan óók laat zien. Maar een bastaard had een bijzonder probleem. Waarschijnlijk noemde Erasmus zich Roterodamus vooral om van het gedoe rond zijn afkomst af te zijn. Mogelijk eveneens om zijn dankbaarheid tot uitdrukking te brengen voor de familie van zijn moeder. Maar hij kwam uit Rotterdam, dáár kon niemand wat van zeggen: een kleine Hollandse stad waar zo’n 5000 mensen woonden, met middeleeuwse stadsrechten, en hij deed precies wat middeleeuwse geleerden ook al hadden gedaan: Siger van Brabant; Duns Scotus, ‘de Schot’.
Aan het sacrament van het huwelijk werden nog semi-magische krachten toegekend: een huwelijk diende gesloten te worden in een kerk, door een priester en onder het oog van God. Een kind mocht alleen geboren geworden uit zo’n door God goedgekeurd huwelijk. Wat zich aan lichamelijke losbandigheid buiten die kerkelijk gesanctioneerde band voltrok was per definitie zondig en onzuiver. Emmanuel LeRoy Ladurie heeft een mooi boek geschreven over het leven aan het achttiende-eeuwse hof van Versailles: hooggeplaatste en hoogintelligente hovelingen als de hertog van Saint-Simon koesterden nog de krankzinnigste ideeën over het ‘onzuivere’ bloed van hoogadellijke bastaarden, die in de regel alsnog werden erkend, maar daar had een man als Saint-Simon geen boodschap aan. Bastaarden kónden niet deugen, die waren contaminés. Nog in de achttiende eeuw breekt – weer in Frankrijk – een al even curieus debat uit over de positie van met name de oudste Franse adel, die naar eigen zeggen van een ander ‘ras’ waren dan de rest van Frankrijk. De graaf van Boulainvilliers, nota bene een vriend van Voltaire en een bewonderaar van Spinoza, was er heilig van overtuigd af te stammen van Franken, de Germaanse stammen die in de vijfde eeuw Gallië overnamen van de Romeinen, en van Gallië Frank-rijk maakten. Tot in de achttiende eeuw hadden vrijwel alle Europese vorsten professionele ‘genealogen’ in dienst om aan te tonen dat zij afstamden van Aeneas en als het even kon van Noah. Dat wil zeggen: Troje of het Oude Testament. Heel Europa wemelde van de oorsprongsmythen – je afkomst voorzag je van legitimiteit. Leibniz heeft tientallen jaren voor het Huis van Hannover gewerkt met als specifieke opdracht: bewijs dat wij afstammen van de familie d’Este, een vroegmiddeleeuwse, Noord-Italiaanse dynastie waar veel vorstelijke huizen van afstamden (Leibniz vond dat document nog ook).
Tegen deze achtergrond kan het dus niet verbazen dat zelfs de breed bewonderde Erasmus nog aan het eind van zijn leven door een van zijn concurrenten doodleuk werd weggezet als ‘hoerenjong’. Dat kwam uit de pen van Julius Scaliger, óók een groot geleerde die toen nog aan het begin van zijn carrière stond. Scaliger méénde het: wat kon zo’n hoerenzoon en bovendien zo’n half barbaarse Noorderling als Erasmus ‘ons’ nu leren over bijvoorbeeld Cicero? Dat ons stond voor: ons Italianen. Julius Scaliger was weliswaar een Fransman, maar hij was ervan overtuigd de laatste rechtstreekse afstammeling te zijn van de De la Scala’s, middeleeuwse prinsen van Verona. Dus vond hij Erasmus nauwelijks serieus te nemen. De Renaissance was een wezenlijk Italiaans fenomeen, vonden ze in Italië, waar het allemaal begonnen was. Toen in de loop van de zestiende eeuw Noord-Europeanen als Erasmus beter Latijn schreven dan die Italiaanse geleerden, veroorzaakte dat als vanzelf ressentiment. Scaliger dacht dus twee redenen te hebben om Erasmus te kunnen afserveren: hoerenjong én noorderling.
Al 5 reacties — discussieer mee!
Ik durf wel te voorspellen dat de Europese Unie uiteindelijk flink wat gelijkenis zal vertonen met het Eerste Rijk – het Rijk waarin Erasmus leefde. Het wachten is daarom op de film over Erasmus en – niet te vergeten – paus Adrianus VI. Hier de synopsis.
Wie weet, ooit.
http://www.vandaagenmorgen.nl/opinie/6385-viering-geboortejaar-erasmus.html
Leuk en leerzaam stuk totdat de politiek er met de haren bijgesleept wordt.
De marxistische hoogleraar Jan Romein zei het al: “Clio is een hoer. Een ieder gebruikt haar zoals het uitkomt.” Overigens zouden zijn boeken (vaak samen met zijn vrouw Annie geschreven) over onze beschaving nu ongetwijfeld als populistisch c.q. nationalistisch worden betiteld.
Dit stuk is weer een bewijs dat geschiedenis geen wetenschap is.
maar ‘de’ hoerenjong? De tussenkopjes zijn zeker door iemand anders gemaakt..
Klopt, dank!
Mooi stuk. Nog een opmerking: het was niet de opening van de Erasmuscollectie in de Centrale Bibliotheek, maar van de interactieve expo: Erasmus Experience’. Meer info: erasmushoudtjescherp.nl.