Jarenlang heeft het coldcaseteam onderzocht of de man die donderdag 18 oktober zijn vonnis hoort, verantwoordelijk was voor vijf moorden op verslaafde, tippelende vrouwen. Uiteindelijk kreeg de politie hem voor twee moorden voor de rechtbank. In deze reconstructie van Margot Smolenaars lees je hoe het kan dat deze moorden destijds niet voor meer ophef zorgden.
‘Lieve papa, mama, Christel, Manuel en Frank. Hier een briefje van Jeanette. Hoe gaat het met jullie? Met mij gaat het niet zo goed. Mama, ik moet weg uit Rotterdam, want het is een veel te harde stad. Lieve papa en mama, schrik niet, maar ik weeg nog maar 48 kilo. Mama, wat moet ik doen? Ik weet het niet meer. Ik loop bijna iedere dag met gedachten om een eind aan mijn leven te maken. Ik weet dat ik jullie er veel verdriet mee doe. Maar mama, ik weet geen uitweg meer.’
Het is juni 1999 als Jeanette Sip dit briefje schrijft. Ze spuit op dat moment al elf jaar heroïne en zwerft net zolang op straat, van stad naar stad. Afwisselend tippelt ze in Rotterdam, Utrecht en Groningen de kosten voor haar verslaving bij elkaar. Jeanette Sip is een verslaafde prostituee, al doet het haar tekort om haar consequent zo te noemen. Ze is namelijk ook een zus en een dochter, die trouw terugkeerde naar Nijmegen als er een verjaardag te vieren viel. Ze heeft bescheiden dromen, wil kapster worden, tot haar ambities geknakt raken als ze op 16-jarige leeftijd een vriendje krijgt dat heroïne dealt.
Op 13 juni 1999 eindigt Jeanettes leven. In de vroege ochtend vindt een toevallige voorbijganger haar lichaam in de Vierhavenstraat, langs het spoor. Het is een gruwelijk gezicht. De dader heeft haar met een slagersmes zo vaak en met zoveel kracht in haar borst en nek gestoken, dat ze bijna onthoofd is. Een dag later komt Jeanettes vader naar Rotterdam om zijn dochter te identificeren. Ze ligt in het mortuarium, onder een dekzeil, lekkend van het ijs. Wat hij daar ziet, van wat zijn dochter is aangedaan, daar krijgt hij zo’n tik dat hij er nog steeds niet over kan praten.
Anneke Gerrits, Jeanettes moeder, herinnert zich 14 juni 1999 scherp. ‘Ik was op mijn werk, toen mijn man, nu mijn ex, me belde. Hij had de politie aan de deur staan: of ze mochten binnenkomen, want onze dochter was dood gevonden. Ik sprong op de fiets naar huis en dacht: dit kan niet, het is niet waar. Thuis vertelden de agenten ons dat Jeanette vermoord was. Mijn man ging mee naar het mortuarium. Alleen, want ik kon dat niet aan. Jarenlang hadden we geknokt om Jeanette van haar verslaving af te krijgen, om haar weg te krijgen uit dat milieu. Vanuit de gedachte dat het een kwestie van tijd was voordat haar iets zou overkomen. Die angst werd die dag werkelijkheid.’
Als Jeanettes persoonlijke eigendommen uiteindelijk worden opgestuurd, treft Gerrits naast haar dochters aansteker, heroïnepijp, buskaartje en een kwartje de geschreven noodkreet aan. Het besef dat Jeanette dat een paar dagen voor haar dood geschreven heeft, raakt haar nog altijd diep. ‘Ik heb uiteindelijk niks voor haar kunnen doen, terwijl ik alles geprobeerd heb. Haar laatste uren was ze alleen.’
Nog geen reactie — begin de discussie!