Said El Haji is schrijver en geeft Nederlandse taalles in Rotterdam. Hij schrijft tweewekelijks over de bijzondere verhalen en mensen die in zijn klas voorbijkomen.
Van een Chinese mevrouw aan wie ik Nederlandse taalles geef, krijg ik te horen dat ik op een Turk lijk. Ik vraag haar of ze veel Turken kent.
Ze zegt: ‘Nee, alleen mijn buurvrouw.’
‘Hoe weet u dan hoe Turken eruitzien?’ vraag ik haar.
‘Ik zie ze op straat,’ zegt ze.
‘Maar hoe weet u dat het Turken zijn?’
‘Ze hebben vlaggen. En ze roepen héél hard: “Turkije, Turkije!”’
Het is het einde van een tijdperk. Hoe lang hebben mijn Nederlandse medebewoners met een Marokkaanse achtergrond wel geen herrie geschopt? Ze domineerden de media, de sociale wetenschappen, de literatuur. Dan komt die verdomde stokebrand, die leugenachtige pasja van de Bosporus, en meteen denkt zijn voetvolk dat zíj de baas zijn.
Een ander iemand aan wie ik Nederlandse taalles geef, is een vrolijke Cambodjaan die al 40 jaar in Nederland woont. In al die jaren dat hij hier woont en werkt, leert hij vloeiend Chinees spreken. Dat is natuurlijk heel erg bijzonder. Een vreemde taal leren is altijd heel erg bijzonder. Wie geen vreemde talen kent, weet eigenlijk niets van zijn eigen taal. Maar het gekke is niet zozeer dat meneer vloeiend Chinees leert spreken, het gekke is dat hij nog steeds geen woord Nederlands spreekt.
Nog geen reactie — begin de discussie!