Mevrouw wordt op een druilerige novembermiddag anno 2017 gebracht door haar echtgenoot. Ik vraag of ze van ver komen.
‘Nee,’ antwoordt hij, ‘we wonen hier, in Noord. Vlakbij.’ Hij noemt de straat, die ik goed ken, aangezien ik zelf jarenlang in dit stukje Rotterdam heb gewoond, en ik concludeer: inderdaad, de straat is vlakbij, op nog geen vijf minuten loopafstand.
Mevrouw spreekt niet; ze zwijgt alleen maar, en staart naar de vloer.
‘Wanneer les klaar?’ vraagt hij.
‘U kunt uw vrouw om 16.00 uur weer ophalen,’ zeg ik.
Hij knikt en gaat. De vrouw blijft achter. Ze staart nog altijd naar de vloer en zwijgt.
Ik pak er wat papieren bij en leg haar in het Riffijns uit wat de bedoeling is.
Ze knikt, starend naar de vloer.
Ik vul het cursuscontract voor haar in, en ook de toestemmingsverklaring, én het activiteitenformulier, en terwijl ze me de benodigde gegevens toespeelt, blijft ze naar de vloer staren zonder iets te zeggen.
De laatste formaliteit is een zogenaamde competentievragenlijst. Dat is een lijst van zestien beweringen die de cursist op zichzelf moet toepassen middels een schaal van 1 tot 10. Het cijfer 1 betekent dat de bewering helemaal niet bij de betreffende persoon past, het cijfer 10 betekent dat hij juist zeer goed bij de persoon past. Ik vertaal de beweringen een voor een naar het Riffijns en laat mevrouw zelf het cijfer geven.
Vraag 1. Ik kan de Nederlandse taal schrijven: 1.
Vraag 2. Ik begrijp wat ik lees in het Nederlands: 1.
Vraag 3. Ik kan uitleggen wat ik gelezen heb: 1.
Vraag 4. Ik gebruik elke dag Nederlands: 1.
‘Wat spreekt u met uw buren?’ vraag ik.
‘Niks.’
Vraag 5. Ik begrijp wat ik hoor op de radio en de televisie: 1.
Vraag 6. Ik kijk naar Nederlandse programma’s op televisie: 1.
Vraag 7. Ik kan een andere taal dan Nederlands schrijven: 1.
Vraag 8. Ik heb Nederlandse kennissen en/of vrienden 1.
Vraag 9. Ik kan de computer gebruiken: 1.
Vraag 10. Ik kan internet gebruiken: 1.
Vraag 11. Ik heb veel vrienden: 2.
‘Heeft u dan ook geen Marokkaanse vrienden?’ vraag ik.
‘Ja, één.’
Vraag 12. Er is altijd wel iemand in mijn omgeving die mij kan helpen wanneer ik dit nodig heb: 7.
Vraag 13. Ik vind het leuk om nieuwe mensen te leren kennen: 6.
‘U vindt het dus leuk om hier te zijn?’ vraag ik.
‘Nee, ik vind daar niks leuks aan, want het is verplicht.’
Vraag 14. Ik doe vrijwilligerswerk: 1.
Vraag 15. Ik heb bezigheden buitenshuis: 1.
‘Gaat u niet weleens naar buiten om te wandelen of iets dergelijks?’ vraag ik.
‘Ik ken de buurt niet.’
‘Hoe lang woont u hier al?’
‘Achtentwintig jaar.’
‘U woont hier achtentwintig jaar en u kent de buurt niet?’
Mevrouw zegt geen ja en geen nee. Wat ze doet is duizendmaal interessanter. Ze verbergt het gezicht achter haar handen en zodra ze die weer laat zakken, zie ik in het tl-licht vochtige vegen glinsteren.
Om te reageren moet je ingelogd zijn. Inloggen kan je hier. Als je nog geen account hebt meld je nu aan als supporter of maak hier een gratis reageerdersaccount aan.