
De zomerse weken van februari bleken een valse belofte te zijn. Twee weken lang liep iedereen in een oud t-shirt, dwarrelden her en der al vlinders rond en zoemden de bijen. Bomen en struiken wisten niet half hoe snel ze de bloesem uit hun knoppen moesten persen. Alleen de gele kornoelje had z’n zaakjes zoals altijd vroeg op orde. Terwijl andere struiken nog kaal in wintermodus stonden, kleurden zij het plantsoen mooi goudgeel.
Een oase voor hongerige insecten die een hele winter moesten vasten. Narcissen en krokussen deden hun best bij te benen, maar toen ze hun bloemen eindelijk boven het maaiveld hadden, gooide maart het over een andere boeg. De harde wind en slagregens sloopten paraplu’s en dwongen ons regenbroeken aan te trekken. Verstandige insecten hielden het voor gezien en doken weer in bed. Rillend in de composthoop, of weggedoken in een vogelhuisje. De bloeiende bloemen stonden er voor noppes, of toch niet?
Nog geen reactie — begin de discussie!