Wanneer woonruimte een verdienmodel wordt, wat betekent dat voor de ontwikkeling en leefbaarheid van stad, straat of portiek? Journalist Maurice Geluk onderzoekt de komende maanden de invloed van particuliere beleggers op Rotterdam.

beeld: Nina Fernande
Mijn interesse voor de woningmarkt begon bijna drie jaar geleden en werd deels uit nood geboren. Onze woning van krap 70m2 was door de komst van een baby beginnen te knellen. Bovendien, na tien jaar huren in voormalige volksbuurt, huidige bakfietswijk-in-ontwikkeling Nieuw-Crooswijk werd het gevoelsmatig tijd voor iets anders. En dat scheefwonen, ja, ook dat ging knagen.
Onze voorkeur ging uit naar koop. Iets met minimaal drie slaapkamers. Een tuin. Liefst in de nabije omgeving, want we waren meer dan gehecht geraakt aan de Kralingse Plas op steenworp afstand, die serene rust tijdens een wandeling over de historische Algemene Begraafplaats Crooswijk, maar ook het binnen minder dan tien minuten fietsen op de Coolsingel staan. Zo belandde dus de Funda-app op mijn telefoon, ging ik makelaars volgen op Facebook en werd wekelijks het aanbod koopwoningen van huisbaas Woonstad doorgespit.
Het resultaat? Bijna een jaar geleden tikte ik een getergde opinie over onze zoektocht. Een huis vinden (naar wens) in Rotterdam bleek onmogelijk geworden. Ons spoor leidde uiteindelijk naar Schiedam, waar we werden ingeloot voor een fraai nieuwbouwproject. Conclusie: we verlaten binnenkort de door ons zo geliefde stad, terwijl we onszelf stiekem troosten met de gedachte dat, mocht hij ooit gaan rijden, het maar een paar minuutjes met de Hoekse Lijn naar Rotterdam CS is.
Nog geen reactie — begin de discussie!