Huisarts Michelle Aimée deelt maandelijks verhalen uit haar werk aan de onderkant van de samenleving. Deze maand: een sprookje over de mondgezondheid van Rotterdamse kinderen.
Er was eens een prinses van ongeveer twaalf jaar oud. Zij woonde in een rijk land waar een blinde koning de baas was. Maar er was er iets vreemd aan de hand in dit land. Iedereen werd geboren als rijke prins of prinses, maar tijdens het leven steeds armer. Dat begon al als baby. Als je honger had kreeg je al snel geen borstvoeding meer. Als je huilde geen knuffel. De armoede maakte dat van niks teveel en vooral van alles tekort was in het land van de Visieloze Koning.
Ook wisten mensen niet dat zij konden lachen. De overgroot opa van de Koning had namelijk lang geleden bevolen dat de mensen niet mochten lachen zonder hand voor hun mond. Deed je dat wel dan kreeg je een Groot Probleem. Uit angst hadden de mensen lang geleden besloten niet meer te lachen, waardoor ze het nu waren verleerd.
Op een vrijdagmiddag ging de prinses op pad om boodschappen te doen. De mensen in haar land aten veel maar hadden er weinig geld voor over. Net als de prinses was iedereen te dik. Ze verdwaalde gemakkelijk in de chaos en herrie van koopjesjagende slachtoffers die kilo’s kip kochten. Op haar tenen kon ze de bovenste schappen net niet aanraken, en dus zocht ze naar eten bij de grond. Maar dat was volgens haar moeder niet zo erg. Terwijl ze voorzichtig de voedingsloze etenswaren in haar karretje legde praatte haar moeder onafgebroken tegen de telefoon over haar medische kwalen. De prinses wist dat ze haar niet mocht storen. En daarom deed ze boodschappen maar alleen.
Het wachten voor de kassa begon. De prinses verveelde zich. Zachtjes leunde ze met een doos vol ijsjes tegen een stellingskast met blikjes aan. Plots verloor ze haar balans en viel tegen de kast. Deze wankelde en viel om. Met enorm kabaal belandde de prinses op de grond, recht op haar doos met ijs die uit elkaar spatte.
Daar lag ze dan, onze mooie prinses. Het chocoladeijs dwarrelde als sneeuwvlokjes tussen haar vetkwabben. Uit angst voor de reactie van haar moeder trok ze een soort rare grijns. Haar moeder twijfelde geen moment, legde voor het eerst haar telefoon weg en gaf haar een harde klap in het gezicht. Maar het was al te laat: iedereen had het gezien. In haar mond zag het geel, wit en zwart. De prinses had rotte tanden.
Zomaar een sprookje over Rotterdam-Zuid. Ik zou het aan mijn kinderen kunnen voorlezen. Maar is het wel een sprookje? De scène in de supermarkt is echt gebeurd. In mijn pauze liep ik moeder en dochter, die ook mijn patiënten zijn, tegen het lijf. Het meisje deed inderdaad alle boodschappen zelf, en moeder was inderdaad aan één stuk door aan de telefoon te klagen over al haar kwalen. Toen het meisje viel, kreeg ze inderdaad een harde klap in haar gezicht. En niemand die daar iets van zei, ik ook niet. Mijn hart brak voor haar.
Ik weet dat het meisje een slecht gebit heeft en zich daarvoor schaamt. Zij is geen uitzondering. Het is extreem slecht gesteld met de mondgezondheid van Rotterdamse kinderen. Op zesjarige leeftijd hebben meer dan zestig procent van de kinderen uit kwetsbare populatiegroepen problemen met hun gebit, zoals gaatjes en gebitserosie. De invloed van mondgezondheid op hun welzijn wordt onderschat: mondgezondheid wordt geïsoleerd gezien van de algemene gezondheid. Dit klopt niet, het is een wisselwerking. Een kind met een slecht melkgebit eet slecht, slaapt slecht, groeit slecht en zit niet lekker in zijn vel.
Nog geen reactie — begin de discussie!