Said el Haji vraagt de cursisten in zijn Nederlandse les deze week om een korte presentatie van zichzelf te geven aan de hand van de vraag: Waar houd je het meest van?

Veel cursisten hebben zichzelf geharnast met aannames en rechtvaardigingen. Beperkingen die met een beetje oefening en geduld verholpen zijn, zoals de vervoeging van regelmatige werkwoorden, worden opgeworpen als fatale argumenten in de strijd, die weinig meer behelst dan het verlangen naar erkenning voor het eigen onvermogen. “Ik kan niet lezen”, “ik kan niet schrijven”, “ik kan niet spreken”, “ik kan niet concentreren”, want alles is “moeilijk”.
Ik wil iets aan die negatieve instelling doen en schrijf op het bord de volgende onaffe regels:
Ik ben ___
Ik kom uit ___
Ik woon ___ jaar in Nederland
Ik hou van ___
Ik hou ook van ___
En ik hou ook heel veel van ___
Nog geen reactie — begin de discussie!