Taaldocent Said el Haji heeft deze week te dealen met het eergevoel van de enige aanwezig man in zijn klas…
Misschien kwam het doordat Manchu al een paar lessen afwezig was. Zonder Manchu was Hamdi maar de enige mannelijke cursist in de groep. Dat doet iets met een man als hij. De les stond geheel in het teken van het persoonlijk voornaamwoord en dus schreef ik eerst op het bord alle persoonlijk voornaamwoorden op. Er gingen algauw geluiden op van herkenning, we hadden immers al genoegzaam geoefend met de vervoeging van werkwoorden, waarbij het persoonlijk voornaamwoord zoals u wellicht weet van het grootste belang is omdat het de vorm van het werkwoord bepaalt. Daarna deelde ik stencils uit met daarop twee oefenopdrachten. De eerste opdracht was een invuloefening waarbij steeds uit drie persoonlijk voornaamwoorden gekozen moest worden. We deden dit gezamenlijk en één voor één, zodat iedereen minstens één keer aan de beurt kwam. Degene die het luidst meedeed, vooral als hij niet aan de beurt was, was onze Hamdi.
Hij was als een kind dat nooit geleerd heeft om te delen. Dat het niettemin telkens fout was wat hij riep, vond hij niet eens belangrijk. Belangrijker was zijn eergevoel. Want wat als nou bleek dat hij, Hamdi, de enige mannelijke cursist in de klas, ook nog eens de enige was die het persoonlijk voornaamwoord niet snapte? Straks ging die oude taart genaamd Bushra, die dacht dat ze zo geweldig slim was, hem uitlachen. Dat had ze ook een keer bij Manchu gedaan en dat was niet leuk, sterker nog: het was ronduit schandelijk.
Aangekomen bij de tweede oefening droeg ik de cursisten op om van alle zinnen die zojuist de revue waren gepasseerd vraagzinnen te maken. ‘Let op de plaats van het persoonlijk voornaamwoord,’ attendeerde ik. ‘Bij een vraagzin ruilt het persoonlijk voornaamwoord van plaats met het werkwoord. Het werkwoord gaat van de tweede plaats in de zin naar de eerste plaats. “Ik ga naar huis” wordt “Ga ik naar huis?”. En “Hij leest een boek” wordt “Leest hij een boek?” Is dat duidelijk?’ Ik keek iedereen in de ogen aan en iedereen keek mij evengoed in de ogen aan en ze knikten erbij ten teken dat het duidelijk was.
Hamdi zei: ‘Ik snap. Duidelijk.’
Nog geen reactie — begin de discussie!