De nieuwe verhalenbundel van Rotterdamse schrijver Sanneke van Hassel verschijnt deze maand: Nederzettingen. Vers Beton vroeg haar hoe Rotterdam in haar verhalen is veranderd sinds ze begon met schrijven, en meer.
Sanneke van Hassel kwam met een omweg – zoals ze het zelf zegt – in het vak van auteur terecht. Van jongs af aan verzon ze verhalen, maar ze deed daar verder niet veel mee. Na de studies theaterwetenschap en cultuurgeschiedenis werkte ze jarenlang achter de schermen in de theaterwereld. Na ‘het honderdste persbericht’, was het tijd voor iets anders. Ook toen ze naar de Schrijversvakschool ging en in literaire tijdschriften publiceerde, bleef het idee dat schrijven haar beroep kon worden voor haar ongrijpbaar. Tot uitgeverij De Bezige Bij belde: ze debuteerde met de verhalenbundel IJsregen (2005). Hoewel ze sindsdien ook romans publiceerde, staat Van Hassel vooral bekend als auteur van korte verhalen, zoals in haar nieuwe bundel Nederzettingen.
Ik las op de site van de uitgever dat het boek ‘over een rusteloze tijd en een versplinterde samenleving’ verhaalt. Dat klonk mij vrij pessimistisch in de oren?
“Later heb ik aan die tekst nog ‘met humor en mededogen’ toegevoegd, maar dat staat er vast nog niet bij. Een splinter doet pijn, daarom klinkt versplintering wat negatief. Maar zo bedoel ik het hier niet. Het gaat erom dat er in de stad heel veel verschillende levens heel dicht op elkaar geleid worden. Het laatste verhaal van de bundel gaat over een man die al zijn hele leven in een straat woont en door de brandweer uit zijn zolderkamer getakeld wordt omdat hij met een zware longontsteking naar het ziekenhuis moet. Terwijl dat gebeurt denkt hij heel liefdevol aan alle mensen die hij kent in zijn straat. Hij ziet de diversiteit als een rijkdom en zo zie ik dat ook.”
Waarom koos je de titel Nederzettingen?
“Als titel van een bundel kies ik meestal de titel van een verhaal waar ik tevreden mee ben, die tot de verbeelding spreekt en iets van de thematiek laat doorschemeren. In dit geval gaat het titelverhaal over een archeologe die onderzoek doet naar de eerste vestigingen van de stad Rotterdam en tegelijkertijd zichzelf graag wil vestigen. Als je op een plek gaat wonen, werken, dan zet je jezelf als het ware ergens neder. Archeologie laat zien hoe tijdelijk dat kan zijn. Archeologen leggen plekken bloot waar ooit hele beschavingen waren, maar waar nu gewoon een bos overheen gegroeid kan zijn. Dat vind ik de ontwikkelingen Rotterdam ook relativeren, het is sinds een jaar of tien booming, maar misschien is er over twintig jaar wel weer een slechte tijd.”
Nog geen reactie — begin de discussie!