Groen en Rotterdam, dat is geen gelukkige combinatie. Het huidige college wil daar iets aan veranderen, maar wat merken we daar echt van?

Op een zonnige dag, begin deze zomer, steeg van achter mijn huis een zeurend gezoem op. Een kettingzaag, zo bleek. Een forse boom waar ik vanuit mijn keukenraam op uitkeek werd vakkundig in stukjes gezaagd. Als een aapje klom een van de houthakkers langs de takken omhoog, bungelend aan een koord. Tak voor tak kwam de hele boom omlaag, de onttakeling duurde de hele werkdag. Nu de boom weg is, valt de lelijkheid pas op van het gebouw erachter. Een zijgevel bedekt met kunststof trespaplaten, grijs en verkleurd.
Ik moest de laatste tijd een aantal keer terugdenken aan die zaagpartij. Bijvoorbeeld toen er deze week een ambtelijk stuk rond ging over natuurinclusief bouwen: nieuwbouw die rekening houdt met flora en fauna in de stad. De Partij voor de Dieren had in 2017 opgeroepen groene kaders voor nieuwbouwprojecten op te stellen.
De ambtelijke dienst erkende dat “er nog kansen liggen om meer en beter rekening te houden met ecologie en stadsnatuur”. De andere grote steden doen dat ook, bleek uit eigen onderzoek. Maar waar andere steden natuureisen stellen aan nieuwbouw, moeten we het hier doen met “een werkwijze van inspireren, enthousiasmeren en stimuleren”. Met andere woorden: “een folder en inspiratiedocument”.
Nog geen reactie — begin de discussie!