Tina Rahimy is lector Sociaal werk in de superdiverse stad. In dit essay beschouwt ze de veranderingen die Rotterdam doormaakt, aan de hand van een bijzondere, persoonlijke reflectie.
“Wees kritisch maar geef ook handvatten.” Dat is een verzoek dat je als een filosoof altijd krijgt, zoals voor dit essay over inclusieve verdichting. Dat wil ik trouwens voor alle helderheid ook doen, concreet zijn en een advies geven. Toch moet ik eerlijk bekennen dat dat best lastig is. Ik ben niet alleen een Lector en een Dr, maar ook een stadsbewoner met heel tegenstrijdige ervaringen en wensen. Ik ben kortom meer dan alles een Rotterdammer.
Rotterdam, permanent en altijd bereidwillig in een identiteitscrisis. We hebben last van een bouwmanie, maar waag het niet om ons oorlogsverleden te vergeten. We zijn lekker trots divers, maar stemmen graag polariserend. We hebben onze armste wijken van de stad lekker tegen de rijkste wijken geplakt. En die Amsterdammers motten we niet, maar ze mogen wel doekoe betalen voor onze panden. We tieren op die stomme toeristen die maar geen Hollands praten, maar het Eurovisiesongfestival willen we wel betalen.
En als ik in een zaal als deze sta, dan wil ik toch het meest zichtbare en urgente agenderen. De stad waar ik bijna dertig jaar woon, is in een zeer snel tempo veranderd. De standaardtermen en -wijken kan ik benoemen. Afrikaanderwijk, Crooswijk, gentrificatie, prijsstijgingen. Dat niet alleen alleenstaande mensen, maar zelfs stellen met twee modale inkomens geen huis meer kunnen bemachtigen in een zogenaamde volkswijk als Noord. Het is belangrijk om het te zeggen, het is belangrijk om het aan te kaarten en te laten zien dat we die kant niet op willen.
Maar ik moet toch bekennen dat dit standaardverhalen zijn. Laten we eerlijk zijn, Google kan u hierover beter informeren dan ik. Ik zou geen filosoof zijn als ik al deze verhalen niet ging bevragen. Klopt het überhaupt? Is Rotterdam in alle opzichten in een rap tempo veranderd? Wat betekent het nou om een Rotterdammert te zijn?
Al één reactie — discussieer mee!
Leuk stukje casuïstiek.
Ik voel het totaal niet knagen!
In alle buurten waar ik gewoond heb (o.a. 11 jaar Mathenesserweg) en nu woon, was en is oog voor elkaar. We komen niet veel bij elkaar over de vloer, maar de buren zijn er als je ze nodig hebt.
We maken nimmer gebruik van Opzoomer geld. Het jaarlijkse feestje kunnen we zelf betalen.