De houten trap redt op 14 mei 1940 het leven van Henk Zoutewelle (85). Tachtig jaar na dato keert Maurice Geluk met zijn oom terug naar de plek waar een bom diens ouderlijk huis verwoest.

Het was een zonnige lentedag. Een dinsdag. Het kwik kroop richting de twintig graden en Henk Zoutewelle, vijf jaar oud, droeg een korte broek.
In de vroege ochtend had zijn vader Jacob, die ze ‘Jaap’ noemden, de groentewinkel aan de Hofdijk 41 opengegooid. Dat deed hij alle dagen behalve zondag. Dan zaten mijn oom, zijn drie jaar jongere zusje en beide ouders getrouw, in zondagse kledij, op een houten bank in de Westerkerk, op zo’n vijf minuten lopen.
Zoals vaker had zijn vader die dag een deel van zijn daghandel gekocht op het Noordplein. Tien kisten sla, vijf kisten bloemkool. Dat werk. De grossiersmarkt startte al om 4 uur in de ochtend. En dat gedurende zes dagen per week.
Tuinders van heinde en verre verkochten daar, op dat centrale Rotterdamse plein, hun aardappelen, groenten en fruit. Ze kwamen met kleine vrachtwagens. Met paard en wagen. Met hondenkarren. Waspeen uit Katwijk en Rijnsburg. Aardbeien uit Tiel. Een bananenstoker rijpte bananen uit ‘de Oost’ in warm gestookte cellen. De fabriek van Paul C. Kaiser bakte “kaakies en beschuit”.
Mijn oom weet het nog goed. Vanaf het Noordplein werd zo goed als de volledige stad van voedsel voorzien. Als kleine jongen kwam hij er vaak. Om te ravotten met vriendjes. Om te voetballen tussen de zeildoeken en de stalen geraamtes van marktkramen.
Nog geen reactie — begin de discussie!