Honderden studenten van de EUR hebben zich uitgesproken tegen de vereiste tweede camera die studenten filmt bij online tentamens als toezicht (proctoring). Dat de EUR zo weinig vertrouwen heeft in haar studenten, zelfs ten koste van hun privacy, laat zien dat er iets flink mis is, stelt Michelle Hicks.
Eén vak dat ik aan de Erasmus Universiteit volgde, zal ik nooit vergeten. De docent hanteerde geen aanwezigheidsplicht voor zijn colleges. Hij vertrouwde er op – en verwachtte – dat studenten hun eigen verantwoordelijkheid namen. En dat gebeurde ook, want bij vrijwel elk college was iedereen netjes aanwezig, en deed iedereen ook nog eens actief en gemotiveerd mee.
Daarnaast werd er, tot onze verbazing, aan ons gevraagd hoe we getoetst wilden worden. Uiteindelijk stemden we voor een online take home tentamen, zónder proctoring. De vragen stonden een aantal uur online en we konden die beantwoorden in essayvorm. We kregen er ruim de tijd voor, en mochten gewoon onze lesstof erbij pakken. Appeltje eitje zou je zeggen, maar niets was minder waar. Wij moesten hier geen reproductieve kennis oplepelen, maar onze vaardigheid tonen in analyse, verbanden leggen, en argumentatie – zoals je mag verwachten van een academisch tentamen.
De docent toetste onze vaardigheden kwalitatief en op een leuke, uitdagende manier. Veel studenten vonden de toets behoorlijk lastig, ondanks de afwezigheid van een webcam. Wat mij het meest is bijgebleven, is dat we behandeld werden als volwaardige volwassenen, die mee konden denken en beslissen over ons eigen leerproces. En dit zorgde vervolgens voor meer motivatie en participatie van studenten. Het stond helaas in schril contrast met veel andere vakken die ik volgde.
Ik moest hier recent weer aan denken, toen de EUR vlak voor de kerstvakantie een nog verregaandere vorm van proctoring – het filmen van studenten tijdens online examens als toezicht – besloot in te stellen. Deze nieuwe regel, waarbij studenten een tweede camera naast hun webcam moeten plaatsen, die ook hun scherm kan zien, zet de EUR in om mogelijke “fraude” te bestrijden.
Jaren geleden, toen er nog geen wolkje corona aan de lucht was, kon er zonder proctoring een kwalitatief uitstekend tentamen worden afgenomen. En nu blijkt één camera niet eens genoeg te zijn voor het monitoren van studenten. Dit terwijl er niet eens concreet bewijs is dat studenten ondanks de eerste camera fraude zouden plegen. Zo worden alle studenten de dupe van een vage verdenking. Het enige waar bewijs voor lijkt te zijn, is het wantrouwen tegenover de student.
Dat de EUR blijkbaar zo weinig vertrouwen heeft in haar studenten, zelfs ten koste van hun privacy, laat zien dat er iets flink mis is. Dat heeft voor mij alles te maken met het veranderde beeld van de student. Met dit soort eisen bij tentamens worden zij behandeld als berekenend, lui en frauduleus, waarbij ze de kantjes ervan af lopen. De student wordt als onverschillige onderwijsconsument gezien, die je continu aan het handje moet houden en controleren. Dit staat recht tegenover het aloude idee dat de student een volwaardige volwassene en burger is, met rechten en plichten. Iemand die zichzelf wil ontwikkelen en inspraak verdient in zijn eigen leerproces.
De pandemie is misschien aanleiding tot dit beleid, maar het probleem is breder. Er is een groeiende scheve machtsverhouding tussen studenten en de steeds massaler wordende universiteit. Dat komt door een combinatie van beleid wat in gang is gezet in de jaren ‘90.
Met een wijziging in de bestuursstructuur werd de zeggenschap van studenten ingeperkt , wat vrij direct heeft gezorgd voor andere machtsverhoudingen. Tevens kwam er een nieuw financieringsmodel dat universiteiten niet langer financierde naar studentenaantallen, maar naar resultaten en marktaandeel (zoals de hoeveelheid studenten en behaalde diploma’s).
Het potje voor financiëring is niet gegroeid, waardoor de middelen per student uiteindelijk minder zijn geworden, terwijl er juist meer druk is om studenten te laten (af)studeren. Universiteiten zijn hierdoor bezig met groei maar kunnen steeds minder kwaliteit bieden. De EUR is koploper geweest wat betreft de inzet op groei en het framen van studenten als consument, zoals terug te zien in beleidsplannen.
Deze focus op groei en resultaten vergt meer controle over de student en zijn/haar leerproces op een kwantitatieve manier die gemakkelijk bestuurd kan worden. Proctoring is hier een onderdeel van: frauderen is vooral mogelijk bij kwantitatief toetsen (meestal gefocust op reproductie van kennis). In combinatie met prestatiedruk, werkt dit wantrouwen in de hand, en toezicht is vervolgens nodig.
Natuurlijk is niet elk vak geschikt voor inspraak en toetsing: zo is het bijvoorbeeld een prettige gedachte dat bij toekomstige artsen streng op wordt toegezien dat ze ook echt het verschil weten tussen, pak ‘m beet, een hartklep en een kleine teen. Maar tegelijkertijd zijn er veel studies en vakken waarbij het wel kan: waar de nadruk meer ligt op academische vaardigheden dan op reproductieve kennis. En kunnen we er sowieso niet enigszins op vertrouwen dat studenten ook graag weten waar ze mee bezig zijn en studeren om te leren over hun vakgebied?
Nog geen reactie — begin de discussie!