Al zo’n veertig jaar houdt beeldend kunstenaar Navin Thakoer zich bezig met straatkunst. In die tijd zag hij de autonome kunstvorm veranderen in een beleidsinstrument dat precies het tegenovergestelde doet van wat het beoogt. “Iedereen wordt erbij betrokken, behalve de kunstenaars zelf.”
Zelf spreekt Navin Thakoer (1972) liever van ‘style writing’ of gewoon ‘schrijven’. Het woord ‘graffiti’ gebruikt hij niet graag. Dat associeert hij teveel met het imago van vandalisme dat deze vorm van straatkunst had toen hij er zelf als negenjarige mee begon, begin jaren tachtig in Rotterdam-Noord. In Nederland maakte graffiti al een paar jaar daarvoor zijn opwachting, bijvoorbeeld als manier waarop de krakersbeweging ongenoegen uitte over kernproeven of het woningtekort. Thakoer en zijn vrienden vonden hun inspiratie echter bij de kleurrijkere straatkunst die met de hiphopcultuur overkwam uit New York. “Er waren veel parallellen. New York was destijds een desolate, industriële melting pot, het Rotterdam waarin ik opgroeide ook.”
In rapmuziek, breakdancing en graffiti van de Amerikaanse hiphop vonden de Rotterdamse tieners een onderscheidende, verbindende identiteit. De talloze buurthuizen boden ruimte aan hun expressie. “Bijna iedereen schreef, danste, rapte. Het was onderdeel van de stad.” Destijds werd je naar Bureau Halt gestuurd als je werd betrapt bij het zetten van je tag of piece op een muur of trein, vertelt Thakoer. Maar dat weerhield de jongeren, inmiddels vaak georganiseerd in crews, niet om hun signatuur op zo veel mogelijk plekken achter te laten. Graffiti was de ultieme vorm van grootstedelijke zelfexpressie en werd vanaf de jaren negentig steeds meer gezien als een vorm van kunst.
Al één reactie — discussieer mee!
Ik werd hierdoor herinnerd aan een pittige street art-discussie op trendbeheer van 12 jaar geleden waarin de term “ambtenarenurban” viel.