De Pauluskerk zet zich al 35 jaar in voor groepen in de samenleving waar de politiek geen oog voor heeft. Ranfar Kouwijzer is sinds november de nieuwe dominee-directeur, in de voetsporen van bekende dominees Hans Visser en Dick Couvée. Wat ziet hij als de maatschappelijke opgave van deze tijd?
In de kleurrijke, lichte en hoge hal van de Pauluskerk zitten zo’n twintig mensen – voornamelijk mannen – ieder aan een eigen tafeltje. Een kop koffie, hun schoenen even uit, of met het hoofd op de armen gerust. Ranfar Kouwijzer (47) komt van boven, van de verdieping waar de kerkzaal en opvangslaapkamers zijn. Hij praat rustig en bedachtzaam terwijl hij uit het raam van zijn kantoor op de Schouwburg uitkijkt.
Hoe is het werk van de Pauluskerk in het afgelopen jaar veranderd?
“De kerk is er altijd al geweest voor mensen in nood, en daarvan zien we er nu meer. Er is heel veel dicht, mensen kunnen op weinig plekken terecht. Normaal gesproken kon je in een winkelcentrum, de bibliotheek of op het station zitten, dat is nu veelal gesloten. Wij zijn gewoon open gebleven, al mogen er wel maar dertig personen tegelijkertijd binnen zijn. We zijn echt dankbaar dat we ons werk kunnen blijven doen, maar we zien wel dat er heel veel mensen bijkomen op straat. De hele samenleving heeft last van de pandemie, dus ook onze mensen. Van de ziekte corona hebben we eigenlijk niet veel meegemaakt, maar het gebrek aan perspectief is extra nijpend als je geen huis hebt.”
Wat maakt dat er meer mensen op straat zijn komen te staan?
“Er zijn veel mensen die hun werk verliezen. Vooral voor arbeidsmigranten, die bijvoorbeeld uit Polen komen, is dat problematisch. Zij zijn dan vaak meteen ook hun huis kwijt (huisvesting is vaak geregeld door het uitzendbureau, red.) en hebben eigenlijk nergens recht op. Sommigen gaan dan terug naar Polen, maar anderen zijn angstig om terug te keren. Ze hebben daar niets, zijn in de war, of dachten hier aan ander werk te kunnen komen. Als je op straat belandt ben je vaak alleen nog bezig met vandaag, zo raken mensen makkelijk verslaafd of wordt er misbruik van hen gemaakt. Het is een heel kwetsbare situatie.”
Gedurende de lockdown is er door de gemeente extra opvang geopend in de Maassilo. Daar kwamen inderdaad veel Oost-Europeanen naartoe. Hoe komt dat?
“Dat mensen hun werk verliezen, is iets van alle tijden. Maar voor de tienduizenden Oost-Europeanen die hier zijn gekomen om te werken, is er nu erg weinig werk beschikbaar. Het is een groep die substantieel geworden is, maar er is voor hen niets geregeld . Ja, als je hier heel lang gewerkt hebt, heb je wel recht op een uitkering, maar dan moet je eerst een DigiD weten aan te vragen. Niet iedereen spreekt Engels. Kijk, misschien is het in theorie beter als werkloze arbeidsmigranten terugkeren. Maar je kunt niet zomaar zeggen: we helpen je niet, want dan ga je vanzelf wel weg. Mensen klampen zich vast aan wat ze hebben. Dat kan een tentje zijn, of een slaapzak. Of het idee dat je wel weer werk gaat vinden.”
Het is kortom een feit dat deze groep mensen er is. Wat zeg je tegen politici en beleidsmakers als het hierover gaat?
“Voor een bestuurder is dit een enorm dilemma. Je kunt niet iedereen helpen, zeggen zij dan. Ten dele snap ik dat, maar je moet ook pragmatisch zijn. Als je ze niet helpt, wat gebeurt er dan? Dan zijn ze niet ineens verdwenen. Het gaat niet alleen om medemenselijkheid: als het met mensen in onze Rotterdamse samenleving slecht gaat – omdat ze doordraaien, ziek zijn of misbruikt worden – dan is dat ook niet goed voor ons. Als je het humane niet genoeg reden vindt om ze bij te staan, doe het dan voor jezelf en voor de samenleving. Zolang een probleem wel aanwezig is, maar er nog niet teveel druk op staat, wordt het vooruitgeschoven. Daar worden die problemen groter door. In de tussentijd plakken wij pleisters waar we kunnen.”
Nog geen reactie — begin de discussie!