Steden, en zeker ook Rotterdam, moeten veel kritischer zijn op hoe ze techbedrijven faciliteren. Deze grote bedrijven kunnen zich veel te gemakkelijk presenteren als liefdadigheidsinstelling of dienaar van het publieke belang, stelt onze columnist Jiska Engelbert.
Bijna een jaar geleden publiceerde schrijver en activist Naomi Klein een prachtige analyse in webzine The Intercept. Daarin liet ze zien hoe technologie-giganten, de zogenaamde big tech, de covid-pandemie gebruiken om nóg verder en makkelijker toegang te krijgen tot de besturen van Amerikaanse steden en tot de data van haar bewoners.
Klein staat daarin stil bij een bizar tafereel. Tijdens een persconferentie laat Andrew Cuomo, de gouverneur van de staat New York, virtueel via een scherm Eric Schmidt invliegen. Schmidt is oud-CEO van Google en nu speciaal gezant van Silicon Valleys belangen in politiek Washington.
De gouverneur vertelt vervolgens dat hij Schmidt formeel heeft verzocht om te kijken hoe de meest geavanceerde datatechnologieën “van eigen bodem” breder en beter ingezet kunnen worden. Bijvoorbeeld in de gezondheidszorg, het onderwijs en het openbaar bestuur van New York. Klein laat ons nadenken over het belang van deze vertoning: hoe de hoeder van corporate Silicon Valley (Schmidt) hier mee kan deinen op het democratische aura van een gekozen machthebber (Cuomo). Hij decoreert zichzelf hier bovendien met een aura van barmhartigheid en publiek dienaarschap – niet in de laatste plaats door een paar ingelijste engelenvleugels, die pontificaal op de wand van Schmidt’s kantoor prijken.
Nog geen reactie — begin de discussie!