De Rotterdamse aanpak van straatintimidatie en geweld tegen vrouwen is succesvol als pr-campagne, maar erkent niet waar het echte probleem zit, ziet onze nieuwe columnist Jiska Engelbert. “Vrouwenhaat is overal.”
Op 15 maart een paar dagen na de ontvoering en moord op de Londense Sarah Everard door een officier van de Londense politie, deelde de Rotterdamse Wethouder Handhaving Bert Wijbenga op Twitter: “Londen spreekt zich uit over veiligheid voor vrouwen op straat. Ook in Rotterdam nog geen vanzelfsprekendheid. Onze aanpak op #straatintimidatie zetten we onverminderd door. Vrouwen én mannen: sta op en grijp in! #reclaimthestreets.” De tweet linkte naar de internationale campagne Stand Up.
We zijn hier intussen wel gewend aan stadsbestuurders die op afschuwelijke gebeurtenissen in het buitenland reageren en zo de spotlight op Rotterdam zetten – in die zin betekent de tweet van Wijbenga niet zoveel. Maar als we zijn woorden lezen als een barometer van hoe de gemeente denkt om te moeten gaan met geweld tegen vrouwen in de publieke ruimte, dan zijn ze juist veelzeggend.
De tweet gaat namelijk niet over de ontvoering en moord op Everard, maar over de reactie van Londen op die gebeurtenis. Wie of wat Wijbenga met ‘Londen’ precies bedoelt, is niet duidelijk. Heeft hij het over de Britse regering? Op diezelfde 15 maart beloofde minister-president Boris Johnson een financiële impuls aan het Safer Streets Fund en Project Vigilant, volgens hem prijswinnende programma’s voor evidence based situationele criminaliteitspreventie.
Dat laatste is beleidsspeak voor preventieve maatregelen die vooral bijdragen aan de ‘veiligheidsbeleving’ van vrouwen op straat en hen een zogenaamd ‘handelingsperspectief’ bieden. Concreet gaat het dan om beveiligingscamera’s, slimme straatverlichting, meldingsapps, meer (onzichtbare) patrouille door politie en assertiviteitstraining voor vrouwen en omstanders.
Al één reactie — discussieer mee!
Scherp en raak Jiska!