Rotterdam experimenteert met gesubsidieerd werk voor inwoners die hun weg naar betaald werk zelf niet kunnen vinden: de wijkbasisbaan. In theorie is het een radicale vernieuwing van sociale zekerheid. In de praktijk blijft het voorlopig bij een kleine proef die maar moeilijk is op te schalen.

“Vroeger wilde ik dokter worden, totdat ik bloed zag op tv. Daarna wilde ik schooljuf worden. Dat veranderde toen ik zelf kinderen kreeg”, vertelt Tasmara Monart. Sindsdien heeft ze weinig tijd meer gehad om verder te dromen. Na vijf jaar vrijwilligerswerk doen met een bijstandsuitkering, is een betaalde baan op zich al een droombaan. “Elke dag denk ik: zo, ik heb het toch ver geschopt.”
Tasmara – 37 jaar oud, moeder van vier dochters, geboren en getogen Rotterdammer – heeft sinds begin januari een zogenoemde wijkbasisbaan. Die baan, gecreëerd door de gemeente en werkgevers samen, is bedoeld voor mensen bij wie het niet lukt om op de reguliere arbeidsmarkt betaald werk te vinden. Tasmara werkt nu voor het project BelFleur: ze koppelt vrijwilligers aan oudere Rotterdammers die hulp nodig hebben bij van alles en nog wat. BelFleur is onderdeel van Wmo radar, een welzijnsorganisatie die in opdracht van de gemeente werkt in de gebieden Centrum, Delfshaven en Overschie.
Tasmara is een van de tot nu toe vier deelnemers van het kleinschalige experiment met wijkbasisbanen. Daarmee is Tasmara een van de pioniers van een nieuwe manier waarop de gemeente mensen vanuit de bijstand aan het werk wil helpen. De gemeente die normaal gesproken optreedt als bemiddelaar tussen de bijstandsgerechtigde en de arbeidsmarkt, wordt nu zélf de werkgever.
Nog geen reactie — begin de discussie!