Nieuwe columnist Lorenzo Elstak schrijft over de jeugdheld waarmee hij opgroeide op Katendrecht – en wat zo iemand voor een wijk betekent.
Opgroeien op Katendrecht in de jaren tachtig, negentig was niet alleen opgroeien in een wijk waar alles gebeurde wat verboden was. Opgroeien op Katendrecht was ook een voorrecht. Weet je hoeveel sociale structuur er was? De structuur van een chromosoom is er niks bij.
En weet je hoeveel ik heb geleerd van alle verschillende culturen en achtergronden om mij heen? Van de drugshandelaar die de stoerste Rotterdammers over de vloer kregen, maar in de zomer zorgde dat alle straten werden schoongemaakt. Tot onze trots: het Chinees-Kantonese restaurant Wing Wah, waar de grootste zakenlieden kwamen eten, om indruk te maken op hun potentiële partners en zo hun miljoenendeals binnen te slepen.
Tijdens mijn jeugd in de wijk heb ik superveel sociaal kapitaal opgedaan. Ik liep als kleine jongen over het Deliplein waar ik de ‘Dominicaanse meiden’ groette. Ik zei dan in het Spaans hola en er soms nog twijfelend como estas achteraan. Met het risico dat ik een heel verhaal terug zou horen waar ik eigenlijk niks van begreep en dan schamend mijn loopritme moest versnellen. Terugkijkend op deze periode had ik graag van deze meiden willen weten hoe het echt met ze ging. Wat maakten ze allemaal mee en waarom deden ze het werk eigenlijk?
Maar mijn echte jeugdheld van Katendrecht is toch wel Piet Ruts. Piet, wie kent hem niet? Een witte, Nederlandse, grofgebouwde man, zoals er – voor mijn gevoel – veel waren in die tijd. Bij Piet belde je alleen aan als je echt ballen had… En echt een bal had: een voetbal. Hij pompte hem voor je op en daarna kon je er keihard achteraan rennen, want Piet had hem ver weggetrapt.
Je kon altijd zien of Piet thuis was aan zijn driewieler. Zijn auto staat nog op mijn netvlies gebrand. Welke volwassen man rijdt nou ongegeneerd én heel stoer in zo’n driewieler rond? Piet deed alleen open als hij daar zin in had. Soms duurde het wel een kwartier en dan vroeg hij: “Wat moet je nou?” Op één dag belden er wel twintig mensen aan met allerlei hulpvragen. ‘Kun je mijn fiets of scooter maken?’ of ‘Kun je de alleenstaande moeder helpen bij het versjouwen van zware spullen?’ of ‘Kun je mijn deur openbreken, want ik ben mijn sleutels kwijt?’. Piet deed alles! Hij was nooit te beroerd om je te helpen, maar deed dat wel op zijn eigen, hardhandige manier.
Nog geen reactie — begin de discussie!