Rotterdam, Eurovisie en Europa hebben volgens Eeva Liukku meer gemeen dan je denkt. Wat zou er gebeuren als we de slogan ‘Open Up’ serieus nemen, niet alleen als stad, maar als Europa?
Als klein meisje keek ik naar het Eurovisie Songfestival met een notitieblok op mijn schoot waar ik alle deelnemende landen beoordeelde op verschillende criteria. Op de één of andere manier kwamen België en Finland regelmatig bovenaan dit scoringslijstje te staan. Toevallig nét de twee landen waar mijn familie vandaan is geëmigreerd. Tja, ze hadden nu eenmaal de beste nummers, concludeerde ik, terwijl ik door de drukbezette televoting-lijnen probeerde te komen.
Als twintiger keek ik nog steeds naar Eurovisie, en organiseerde ik bijvoorbeeld een kijkavond met vrienden waarbij je verkleed moest komen als een voormalige Eurovisie-artiest. In 2006 was ik toevallig in Helsinki toen de Finnen tot hun eigen complete verbazing met de verklede heavy metal band Lordi de liedjeswedstrijd wonnen. Ik zal het nooit vergeten. Glazen vodka werden in de kroeg uitgedeeld, de Finnen trokken in totale euforie de straten op, alsof ze plots wereldkampioen waren geworden.
Ik heb dus wel wat met Eurovisie. Misschien is het ook wel omdat ik een Rotterdammer ben. Ik denk namelijk dat er iets is dat Eurovisie en Rotterdam gemeen hebben.
Dat lijkt misschien moeilijk te rijmen met het feit dat Rotterdammers zichzelf zo graag zien als recht-toe-recht-aan en met beide-benen-op-de-grond. Maar Rotterdam is nooit écht ontkomen aan het tweede stad-syndroom, dat ervoor zorgt dat de stad van alles het grootst, het hoogst, het eerst, het oudst, het best, wil hebben. Niets nuchters aan als je het mij vraagt. Dus toen er een vacature vrijkwam voor de Nederlandse gaststad van het Eurovisie Songfestival was het dan ook totaal geen verrassing dat Rotterdam deze wedstrijd óók moest winnen.
Nog geen reactie — begin de discussie!