De gemeente Rotterdam stelt mogelijk binnenkort de ‘starterslening’ beschikbaar voor woningkopers. Deze lening die is bedoeld om starters te helpen op een krappe markt, werkt juist hogere huizenprijzen in de hand, zo stelt universitair docent financiering Matthijs Korevaar.
Ze zeggen dat een ezel zichzelf geen twee keer aan dezelfde steen stoot, maar helaas lijkt de Gemeente Rotterdam dat wel te doen: ze wil de starterslening gaan invoeren om starters te gaan helpen op de woningmarkt. Los van de ongetwijfeld goede bedoelingen van het college, toont onderzoek aan dat dergelijke leningen meer een probleem zijn dan een oplossing.
Startersleningen zijn leningen die het verschil overbruggen tussen de koopsom van een huis en de maximale hypotheek die de koper kan krijgen. Die maximale hypotheek wordt bepaald door de leennormen die elk jaar landelijk vastgesteld worden.
Ten opzichte van andere landen zijn die normen in Nederland al bijzonder ruim, maar dat neemt niet weg dat starters soms meer zouden willen lenen dan de normen verantwoord achten. Ze krijgen daarbij hulp uit onverwachte hoek. Talloze Nederlandse gemeenten steken tijd en energie om via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn) een starterslening aan te bieden waardoor een starter toch meer kan lenen dan de landelijke leennormen voorschrijven.
Dat is op zichzelf al vreemd, maar gelukkig is de markt voor startersleningen dusdanig klein dat het niet tot aardverschuivingen zal leiden. In Rotterdam zou voor zo’n 6 miljoen aan startersleningen beschikbaar komen, terwijl in 2020 in de stad voor meer dan 2 miljard euro aan woningen verkocht werd. Landelijk geldt dat de waarde van de jaarlijks verstrekte startersleningen nog geen 0.3% is van de waarde van alle woningen die jaarlijks verkocht worden.
Nog geen reactie — begin de discussie!