De Werkbonus biedt Rotterdammers in de bijstand die daarnaast werken, sinds kort een extra zakcentje. Het experiment is vooral bedoeld als een duwtje richting betaald werk. Onderzoekers zien echter dat de premie ook een positieve invloed heeft op het welzijn, de eigenwaarde en de financiële situatie van ontvangers. “Deelnemers hebben het gevoel dat ze iets verdienen, dat het loont.”
Normaal gesproken wordt elke euro die een bijstandsgerechtigde verdient met werk, verrekend met de uitkering. Maar sinds 1 april mogen Rotterdammers in de bijstand een deel van hun verdiensten houden, bovenop de uitkering. Bijstandsgerechtigden bouwen een zogenaamde Werkbonus op ter waarde van 12,5 procent van hun verdiende loon. De premie, die geen effect heeft op de uitkering of op toeslagen, wordt vervolgens twee keer per jaar uitgekeerd. Zo kunnen bijstandsgerechtigden tot € 1.266 per jaar bijverdienen (€ 105,50 per maand).
D66-raadslid Nadia Arsieni nam het initiatief voor de Werkbonus (door de gemeente ook wel Werkpremie genoemd). Mensen die vanuit de bijstand willen werken, lopen tegen te veel belemmeringen aan, vindt Arsieni. Niet alleen zien ze van hun verdiende loon niks terug op hun bankrekening vanwege de verrekening met de uitkering, ze kunnen er zelfs op achteruit gaan als ze in deeltijd werken, bijvoorbeeld doordat ze bepaalde toeslagen mislopen. De Werkbonus moet die hindernissen wegnemen en bijdragen aan ‘een Rotterdam waarin werken echt loont’.
De Werkbonus is nu nog een experiment met een looptijd van twee jaar. Als de Werkbonus de verwachtingen waarmaakt, kan de premie permanent worden ingevoerd. Daarvoor moeten drie vragen worden beantwoord: zorgt de Werkbonus ervoor dat mensen in de bijstand vaker in deeltijd gaan werken? Leidt dat vervolgens tot meer bijstandsgerechtigden die hun weg vinden naar voltijdwerk vinden, waardoor ze de uitkering niet meer nodig hebben? En, last but not least, heeft de Werkbonus een positieve invloed op het welzijn van de ontvangers?
Nog geen reactie — begin de discussie!