In Rotterdam zien we het gehele jaar door nijlganzen met hun kroost paraderen. Van oorsprong komen nijlganzen uit Afrika, maar ze zijn inmiddels al eeuwenlang op Hollandse bodem. Ecoloog André de Baerdemaeker legt uit hoe nijlganzen hier terecht zijn gekomen en waarom ze zo schetterend en territoriaal van aard zijn.

Er klinkt luid getoeter van de nok van een dak. Twee nijlganzen staan er met gespreide vleugels en ze maken een boel misbaar. Hun ogen zijn gericht op een derde nijlgans die laag overvliegt. Ze geven met dit gesnater en vertoon een serieuze boodschap af: ‘Niet welkom, dit is ons terrein’. De overvliegende gans, die waarschijnlijk toch al niet van plan was te landen, vliegt door. Verstandig. Tevreden met hun overwinning viert het echtpaar de zege met een kopdans. Ze bewegen hun hoofden ritmisch naar voren terwijl het mannetje sissende geluiden maakt. Het is half zeven in de ochtend. De hele buurt is nu wel wakker.
Huh, kuikens?
Op het gazon van een parkje, slechts een paar honderd meter van de snateraars vandaan zie ik nog een stel nijlganzen. Deze vogels zijn een stuk rustiger. Bij nadere beschouwing blijkt dat het vrouwtje een kostbare schat onder haar vleugels verborgen houdt: ze heeft zeven kleine kuikens. Bibberend van de kou gluren de donsballetjes vanonder moeder naar de buitenwereld.
Vader houdt enkele meters verderop de wacht. Honden hebben daarbij zijn bijzondere aandacht, want in zijn optiek zijn dat volkomen onberekenbare roofdieren. Het gezin houdt zich daarom beter koest, maar trekt toch de aandacht van enkele voorbijgangers: ‘Huh, kuikens?’, mompelen de mensen verbaasd. Het is kerstvakantie, en iedere weldenkende vogel is naar het warme zuiden gevlogen of hangt aan een vetbol. Waarom hebben deze eendvogels het in hun kop gehaald om nu jongen groot te brengen? Het is te hopen voor ze dat het niet gaat vriezen. Zijn het dan echt zulke domme gansjes?
Vreemde eend
Nijlganzen zijn in ons land met recht vreemde eenden in de bijt. Ondanks hun Nederlandse naam en forse postuur zijn het geen ganzen, maar eenden. Verre verwanten van de bergeend. Deze soort komt van origine uit Afrika, waar hij tegenwoordig vooral in het zuiden en het oosten van het continent is te vinden. Daarnaast zien we ook nijlganzen in delen van het Midden-Oosten, de Verenigde Staten en in een groot deel van Europa. De Amerikaanse en Europese populaties zijn daar niet uit zichzelf gekomen.
Ze zijn door mensen ingevoerd vanuit Afrika en als siervogel opgesloten in decadente waterwildcollectie op landgoederen en in parken. Al op het in 1660 geschilde werk ‘Het drijvend veertje’ van Melchior d’Hondecoeter – dat tussen lockdowns door te bewonderen is in het Rijksmuseum – prijkt pontificaal een volwassen nijlgans. Een jaar of vijftig geleden besloten enkele in nazaten van deze in slavernij levende vogels om voor zichzelf te beginnen. Ze wisten te ontkomen en ze vestigden zich in het Hollandse polderland. Al wijkt dat landschap nogal af van het Afrikaanse bushveld.
Nog geen reactie — begin de discussie!