De oorlog in Oekraïne is al meer dan een maand gaande. Steeds meer Rotterdammers bieden opvang aan vluchtelingen. Zo ook Leontine Vreeke op Katendrecht. Ze vertelt over haar eerste week als gastgezin voor een gezin van vijf personen uit Oekraïne.
Mijn droomauto, de Ford Explorer, rijdt de straat in. Ik heb Roman aan de telefoon. Waar is mijn voordeur? Dan pas begrijp ik dat Roman in de SUV rijdt. Het is vrijdagnacht, 19 maart half één. Uit de auto stroomt een gezin van vijf. Een jongen van 13 jaar oud en twee meisjes van 11 en 9 jaar. Een moeder met wallen en schaduwen onder haar ogen.
Allemaal zijn ze gehuld in merkkleding. Nike, Levis, Donna Karen en Benetton. De logo’s schreeuwen me toe in het donker van de nacht. Ze zijn veilig. Mijn Surinaamse welkom van bruine bonen met rijst wordt afgewezen. Nu geen eten. Het wordt mij snel duidelijk dat het Engels dat Roman 20 jaar geleden sprak, niet meer het Engels is van nu. Het Pools dat ik ooit heb geleerd tijdens mijn Socrates Erasmus uitwisselingsprogramma in Częstochowa, waar ik Roman als een arme student uit Oekraïne heb ontmoet, is ook verdwenen.
Met elke zin die we spreken komen de twee talen voorzichtig uit de nevelen van de herinnering naar het nu. Na 20 jaar zie ik Roman. Toen een jongeman van 20, nu een pater familias die voor zijn familie moet zorgen. De lange rit van Polen naar Rotterdam zit op al hun gezichten. Na een uurtje kennismaken willen ze naar bed. Logisch.
Wat begint met een telefoontje via Facebook Messenger met de vraag: “Are you okay?” bij het zien van de eerste beelden van de oorlog, eindigt twee weken later met het opvangen van een gezin uit Oekraïne.
Nog geen reactie — begin de discussie!