Tijdens een rapportgesprek realiseert columnist Marco Martens zich dat de belangrijkste dingen in het onderwijs niet meetbaar zijn.

We zijn uitgenodigd voor een rapportgesprek. Terwijl we wachten op onze beurt, bladeren mijn vrouw en ik door Isa’s werkmap die de juf op de gang heeft klaargelegd. In het plakboek zitten tekeningen en werkjes die Isa maakte, waaronder een aantal maandelijkse zelfportretten. Op een van de tekeningen bracht ze haar meest recente zomervakantie in beeld. Dat ze een ijsje at op het plein van een Brabants dorpje, had kennelijk indruk gemaakt.
De juf heet ons welkom in haar lokaal. We komen niet vaak in deze ruimte, waar onze dochter een groot deel van haar week doorbrengt. Er hangen werkjes aan de muur en er staan spellen in de kasten; Isa kent hier de routines. Ik kijk door het raam naar de plek waarop ik ’s ochtends sta te zwaaien. Steeds korter: eerder hield Isa mijn blik vast tot de bel ging, nu wuift ze vluchtig en gaat ze op in de dynamiek van de klas. Ze begint dan aan een werkje of start een conversatie met een klasgenootje, beide lukken prima zonder papa.
Op het digibord heeft de juf een overzicht uit het leerlingvolgsysteem klaargezet. Een aantal vaardigheden staat opgesomd, voorafgegaan door vinkjes en kruisjes. Op één vaardigheid na is alles groen. Bij ‘veters strikken’ staat een kruisje, gevolgd door ‘actie vereist’. De juf legt direct uit dat Isa haar veters wel aan elkaar kan knopen, maar nog niet op de juiste manier, zoals het hoort. Ik zeg dat ik op mijn 39e nog steeds veel dingen niet op de juiste manier doe. Ze lacht en vervolgt haar verhaal.
Nog geen reactie — begin de discussie!