Schrijfster Elfie Tromp was op zoek naar een huis. Sinds iedere putjesschepper zich makelaar mag noemen, is daar niets feestelijks aan.
Ik zocht een huis om in samen te wonen. De markt wordt toch alleen maar slechter, dacht ik als rechtgeaarde optimistische pessimist, dus waarom niet nu?
De meeste huizen die we gingen bekijken, deden het goed op de foto; wit en strak, met zwart stalen deurkozijnen. In realiteit voelt het alsof je in een decor staat. Ieder moment zou er een sitcom-scène in kunnen worden gedraaid. Nergens kastruimte, want dat zag er maar rommelig uit. In meerdere huizen waren twee douches tegenover elkaar geplaatst. Ik vroeg me af door welke erotische film de aannemer zich had laten inspireren tot deze keuze. Waar ik mijn handdoeken moest laten, daar werd niet over nagedacht, want er was geen plek meer voor een rek, maar ik zou het voor zeven ton kunnen krijgen. Een koopje, verzekerde de makelaar me. Hij zweeg over het studentenhuis dat er naast zat.
Vaak was de voordeur nog mooi, maar de rest van het pand geweld aan gedaan. Een bepaalde makelaar werkte volgens een vaste formule. Samen met een aannemer kochten ze statige panden aan, stripte ze voor een tonnetje en verdeelde het oppervlak in drie hokjes dat ze lofts noemden. Zo konden ze er vier ton voor terug vragen. En dat drie keer. (Had ik al gezegd dat ik kapitalisme haat?) Ik moest ‘woonpotentie’ zien in uitgediepte kelders die nu souterrain werden genoemd en dezelfde klimaatbeheersing als een doodskist hadden.
Al één reactie — discussieer mee!
Heel herkenbaar. Ook genoegen mogen met zulke makelaars. Eentje bleef bij de ingang met zijn ipad staan spelen “als jullie vragen hebben hoor ik het wel”. Wie de buren waren wist hij niet. Als je één voet in de achtertuin zette (met uitzicht op het zwarte dak van een supermarkt), zag je de kratjes 5 hoog gestapeld en een vogeldrinkbak gevuld met sigaretten in de tuin ernaast staan. Studenten? Nee geen idee.
Maar fijn dat het uiteindelijk gelukt is. 🙂