Utrecht heeft Tivoli, Den Haag heeft Het Paard, Amsterdam Paradiso, en Doornroosje en 013 zijn er voor Tilburg en Nijmegen. Maar Rotterdam heeft nog altijd geen groot podium dat haar eigen pop-programmering voert. Robin van Essel zocht uit waarom de discussie hierover toch verstomd is.

Het is begin juni 2012. Het zou nog een paar jaar duren voordat Rotterdam gezien zou worden als die hippe, opwindende stad in talloze internationale tiplijstjes. Integendeel: de afgelopen jaren vond een kaalslag plaats in de Rotterdamse cultuursector en in de popmuziek in het bijzonder. Poppodia Nighttown (in 2006), opvolger WATT, Waterfront (beide in 2010), Heidegger en Exit (beide in 2011) waren failliet gegaan en opgedoekt.
En op dat moment kreeg de sector, met het nieuwe cultuurplanadvies van de RRKC, nog een flinke schop na. In het verlengde van het destructieve bezuinigingsbeleid tijdens kabinet Rutte 1, kreeg de Rotterdamse cultuursector tussen 2013 – 2016 ruim 20 procent minder subsidie.
Vooral in de popmuziek was de slachting compleet. Die sector kreeg 1,2 miljoen euro toebedeeld: slechts 1,7 procent van het gehele cultuurbudget. En bovendien 64 procent minder dan de periode ervoor. Zo verloor bijvoorbeeld Popzaal De Nieuwe Oogst in de Maassilo, waar al spanningen tussen het bestuur en personeel bestonden, haar volledige zeven ton subsidie. Het podium moest de deuren sluiten, pakweg een half jaar na de opening. Ook andere podia en popfestivals in de stad werden flink gekort.
Tegelijk opende in Amsterdam de gloednieuwe Ziggo Dome, die direct concurreert met Ahoy. Voor grote concerten geniet dat podium de voorkeur van het in Nederland vrijwel allesbepalende boekingskantoor MOJO. Rotterdam staat er in die tijd, kortom, niet echt lekker op in muziekland.
Nog geen reactie — begin de discussie!