The Writer’s Guide (to the Galaxy) publiceert fictieve stadsverhalen op Vers Beton. Dit keer schrijft Addy Polet over Lenie die als ‘handelingsonbekwame’ vrouw geen plek meer had op het stadhuis.
Met de kinderwagen doet ze er een uur over en toch loopt Lenie twee keer per week met haar dochters vanaf de Mathenesserweg naar haar moeder in Kralingen. Vandaag ligt Greetje te slapen en staat Alie zingend op het plankje dat Lenie tussen de achterste wielen gemonteerd heeft. Haar liedjes gaan over het dikke-duiven-plein, de etalage vol droge worsten en het bloemenveld waar Lenie altijd moet denken aan de bakker en fourniturenwinkel die er voor het bombardement zaten.
Als ze de Coolsingel op lopen, houden de herkenningspunten richting oma op en stopt Alie met zingen. Gewoonlijk vermijdt Lenie deze route, maar vandaag kan ze het niet laten. Ze kijkt naar de nieuwe Bijenkorf die in al zijn betonnen glorie staat te wachten op winkelend publiek. Ze aait Greetje over haar buik en denkt terug aan de blauwdrukken op haar vroegere kantoor, verlicht door de opgaande zon na een zoveelste nacht doorwerken.
‘Mama, zijn we er al?’
‘Nee lieffie.’ Lenie zucht en kijkt nog eens omhoog. Het beton lijkt te leven door de zon die op de gleuven schijnt en ze vraagt zich af of Breuer zelf bedacht heeft de tegels te frijnen, of een van haar oud-collega’s. Ze trekt haar handschoen uit en streelt met blote vingertoppen de korrelige structuur van het gebouw.
‘Lenie? Lenie Opheuvel? Nou, meid, dat ik jou nog ‘s mag tegenkomen!’ Lenie schrikt op van de stem van haar vroegere assistent. Betrapt laat ze de muur los en draait zich om naar Trijntje die er nog altijd absurd modieus uitziet in een grijze wollen jas met brede kraag en blauwe knopen. Het riempje, haar handschoenen en de hoed zijn allemaal van hetzelfde kaneelkleurige bruin en haar lippen zijn modieus rood gestift. In haar eigen functionele donkerblauwe jas, die na twee zwangerschappen te strak in de oksels zit, voelt Lenie zich gelijk een oude matrone.
‘Ach, en zijn dit jouw kleintjes?’
‘Hallo Trijntje. Het is Ten Brugge tegenwoordig. En ja dat klopt. Dit slaapkoppie is Greetje en deze krullenbol is Alie.’ Ze legt haar hand op het bemutste hoofdje van haar dochter die zich verlegen tegen haar benen duwt.
‘Ach wat dom, natuurlijk! Ten Brugge van het architectenbureau. Wat een heerlijke vent hè!’ Trijntjes wenkbrauwen bewegen veelzeggend op en neer. ‘En schattig hoor.’
‘En hoe gaat het met jou, Trijntje?’
‘Nou, wat toevallig dat ik je vandaag tegenkom! Ik kom dus echt net bij de dokter vandaan…’ ze legt haar hand op haar buik en kijkt er dromerig naar.
‘Gefeliciteerd.’
‘Dank je, lieverd. Ja, ik ben er zó blij mee! En Harry en ik zijn pas twee maanden getrouwd!’
‘Heb je straks ineens een ander leven.’
‘Ja, echt! Maar gelukkig mag ik blijven werken, omdat die vreselijke onbekwaamheidswet net is ingetrokken!’
‘Oh.’
Nog geen reactie — begin de discussie!