In Talk of the town bespreekt Vers Beton wekelijks iets dat speelt in de stad. Deze week bezoekt Sharyfah Bhageloe een dansvoorstelling over burn outs in de culturele sector. Wie is de volgende?
‘Geen saldo’ staat er op het pinapparaat als ik mijn havermelk en avocado’s wil afrekenen. Pijnlijk. Het leven van een freelancer in de culturele en creatieve sector gaat niet altijd over rozen. Financiële zorgen door te laat betalende opdrachtgevers zijn schering en inslag. Nou blijft het in mijn geval alleen daarbij.
Ik schrijf hier nu luchtig over, maar de gevolgen kunnen groot zijn. Een hoge financiële- en prestatiedruk, is na bezuinigingen en corona-perikelen binnen de sector meer regel dan uitzondering. Dit kan uiteindelijk gepaard gaan met psychische klachten en leiden tot een uitputtingsslag. Als ik een blik werp op mijn kennissenkring binnen de culturele sector, lijkt er een golf aan burn-out of overspanningsklachten te zijn.
Het Rotterdamse dansgezelschap Teddy shouldn’t smoke maakte hier een voorstelling over. Choreograaf Marijke de Vos richtte dit danscollectief in 2009 op. Jaarlijks licht ze een bepaald thema uit, vaak over de menselijke psyche, die gebaseerd is op haar persoonlijke ervaringen. Vorig jaar speelden een reeks voorstellingen over angststoornissen, waar De Vos zelf ook mee kampt, in een parkeergarage.
Nu maakt ze samen met dichter Daan Doesborgh en muzikant Bruno Ferro Xavier da Silva, de voorstelling Work is a four letter word. “Daan en ik begonnen zeven jaar geleden al met het idee om een voorstelling te maken over burn-out. We vroegen ons toen al af: waarom krijgen zoveel mensen in de cultuursector een burn-out en hoe kan het dat wij nog niet aan de beurt zijn geweest?” Dan moeten wij wel iets goed doen. Maar wat doen we precies goed?, was volgens De Vos de naïeve vraag die ze met Doesborgh probeerde te beantwoorden. Naïef omdat ze tot de conclusie kwamen dat het niet uitmaakt hoe je als zzp-er in de cultuursector je leven inricht, want “het systeem blijft je toch wel overvragen, dus wie als volgende aan de beurt is, is de vraag die we beter kunnen stellen”. Met systeem bedoelt De Vos: “De budgetten zijn altijd te krap, iedereen werkt voor te weinig geld en er is hoge productiedrang. We moeten zo veel mogelijk spelen voor zoveel mogelijk mensen. En kunnen nog steeds amper onze rekeningen betalen en hebben geen huis.”
De voorstelling is in een verlaten kantoorruimte in Time Window, een kunstenaarscollectief aan de Teilingerstraat achter de Hofbogen. De show begint met een vrouw die onder een rode TL-verlichting dansend valt en opstaat. Ze blijft hard vallen en opstaan. De Vos loopt de ruimte binnen in een zwart pak, met haar haren strak naar achteren gekamt en knalrode lippen. Ze kijkt streng en gaat achter een bureau zitten terwijl de vrouw nog steeds danst. De dans, de muziek en de teksten van de dichter zijn intens. Bruno staat in pak achter een synthesizer, maakt experimentele harde muziek en pakt soms zijn elektrische basgitaar erbij.
Ik dacht dat de show vooral ging om de slopende (financiële) werkdruk binnen de culturele sector. Maar snel werd duidelijk dat het dansgezelschap ook sociale veiligheid onder de loep neemt. Tijdens de voorstelling worden vervagende of zelfs niet bestaande grenzen getoond, met opvallend veel toxic masculinity en mansplaining. De Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur bracht in maart dit jaar nog een adviesrapport over sociale veiligheid uit. Het vroeg zo het college en de Rotterdamse cultuursector om aandacht voor de preventie van onveilige werksituaties.
Nog geen reactie — begin de discussie!