Voor kinderen en jongeren met een beperking zijn er in Rotterdam te veel obstakels om mee te kunnen doen in het dagelijks leven. Dat concludeerde de gemeentelijke kinderombudsman Stans Goudsmit. Vers Beton sprak haar en jongere Boris van Zanten (18) over hoe de stad wel toegankelijk kan en móet worden.
De kinderombudsman behandelt klachten van Rotterdamse burgers over de gemeente, jeugdhulp en onderwijs. Ook is uitleggen wat kinderrechten betekenen een belangrijke taak van de kinderombudsman, zoals het recht op onderwijs of het recht op zorg. Ze geeft voorlichting over deze rechten aan kinderen, jongeren, ouders en professionele organisaties en gaat hierover in gesprek met kinderen en jongeren.
Afgelopen week was de presentatie van het rapport Hoor mij en zie mij! Dat ging op een bijzondere manier: gepresenteerd door een aantal jongeren met een beperking. Hoe was het?
Stans Goudsmit: “Met de presentatie was ik heel blij – al is dat een gek woord bij dit onderwerp. Doordat de jongeren over wie het gaat, zoals Boris hier naast mij, zelf het rapport presenteerden, kwam het echt meer binnen dan wanneer ik het vertel. De conclusie: dat een inclusieve wereld voor deze kinderen en jongeren met een beperking nog ver weg is. Ze lopen in het dagelijks leven tegen te veel obstakels aan en leven in een gescheiden wereld. Er waren wethouders, ambtenaren, fondsen, mensen uit het onderwijs, leerlingen, maatschappelijke organisaties. Je zag hun oren echt open gaan bij het verhaal van de jongeren.”
Boris van Zanten: “Ik denk dat het als een bommetje aangekomen is bij de organisaties die er ook echt wat mee kunnen. Ik heb ook bij de lunch erna nog met de wethouder gepraat.”
Goudsmit: “Mijn rol als kinderombudsman is nu om al deze mensen bij de les te houden. Want met alleen het rapport is de wereld nog geen steek verder. We praten veel over inclusiviteit, maar dat gaat zelden over deze groep. Jongeren en kinderen met een beperking zijn in mijn beleving gewoon een beetje vergeten tot nu toe. Ook in het onderwijs zie ik nu pas het besef doordringen: dit doen we niet goed.”
Zo’n zeven procent van de kinderen zit op speciaal onderwijs. En zelfs tien tot twintig procent van de Rotterdamse kinderen en jongeren heeft een beperking, van fysieke problemen tot een chronische ziekte of autisme. Wat gaat er voor hen mis in het onderwijs?
Goudsmit: “Er staat van jongs af aan een muur tussen kinderen met en zonder beperking. Dat begint al in de speeltuin waar je met een rolstoel of handicap niet in kan, gaat verder op het speciaal onderwijs en de sportclub waar je alleen in een speciaal team voor handicaps kunt. Ze leven in compleet gescheiden werelden. Pas als ze na de middelbare school naar een vervolgopleiding gaan, komen jongeren met en zonder beperking elkaar tegen.”
Nog geen reactie — begin de discussie!