In Rotterdam zijn er de afgelopen jaren vijf coöperaties opgezet waarin burgers samen geld inleggen voor een (groene) stroomvoorziening in hun buurt. Hoe werkt dit en hoe helpen ze burgers eigenlijk? “Energiecoöperaties werken toe naar meer regie over de energievoorziening.”
Voor basisschool De Boog in Rotterdam-Schiemond staat een oranje schaarhoogwerker die fel afsteekt tegen de groene gevel van het gebouw. In de bak van het werktuig gaan iedere paar minuten een aantal kinderen omhoog en omlaag om een glimp van het dak op te vangen, onder begeleiding van een man in een donkerblauwe blazer. Op dat dak worden namelijk zonnepanelen aangelegd door de Delfshaven Energie Coöperatie – en dat wordt gevierd.
Op het schoolplein staat een handvol ouders en overige volwassenen toe te kijken. Ze drinken bier uit plastic bekertjes en grijpen soms een handje borrelnootjes uit bakjes die op een stenen pingpongtafel staan. Als de kinderen hun kans hebben gehad om het dak te aanschouwen, is het aan de volwassenen. Om de beurt, in duo’s, stappen ze gewillig in de mand van de hoogwerker. Ze zijn nieuwsgierig met goede reden: ze gaan naar de vruchten van hun geld kijken.
Het zonnedak op De Boog wordt namelijk gebouwd dankzij hun investeringen. Dat is heel basaal hoe een energiecoöperatie werkt: buurtbewoners leggen geld in waarmee een (groene) stroomvoorziening wordt aangeschaft in hun wijk – vaak zonnepanelen. Vervolgens wordt de opgewekte stroom verkocht op de energiemarkt. Een deel van de winst gaat naar de burgerinvesteerders, een ander deel komt in een duurzaam wijkfonds terecht, waar de buurt zelf controle over heeft. Momenteel telt Rotterdam vijf energiecoöperaties.
Nog geen reactie — begin de discussie!