Het studentenprotest op de Erasmus Universiteit en de buitenproportionele reactie daarop van het universiteitsbestuur zet de spanning tussen verschillende ideeën over de maatschappelijke rol van de universiteit op scherp. Kiezen we voor carrièreladders of samen soep eten; bedrijvendagen of kritisch maatschappelijk engagement; bedrijfslogo’s of memes?
De ‘bezetting’ van een van de gebouwen van de EUR op maandag 28 november door OccupyEUR, een zeldzame gebeurtenis waarbij studenten en medewerkers samen een vreedzaam protest organiseerden tegen de verbondenheid van de universiteit met het fossiele bedrijfsleven, bleek van korte duur. Waar bijvoorbeeld de Maagdenhuisbezetting in Amsterdam in 2015 wekenlang door kon gaan, en de bezetting van een bestuursruimte bij de TU Eindhoven een week duurde, werd in Rotterdam naar het officieuze motto gehandeld: niet lullen, maar poetsen. Nog dezelfde dag maakte het College van Bestuur (CvB) een einde aan het protest door de politie het gebouw te laten ontruimen. Tien studenten die weigerden te vertrekken werden, met wat bij de politie ‘gepast geweld’ heet, door de ME weggesleept.
Medewerkers van verschillende faculteiten spraken zich onmiddellijk uit in solidariteit met de studenten in een open brief (inmiddels al door zo’n 600 universitaire medewerkers ondertekend) en artikelen. CvB-voorzitter Ed Brinksma beschreef in eerste instantie in Erasmus Magazine de activisten als externe groepen (een klassiek bestuurlijke manoeuvre om sympathie te wekken voor de ‘echte,’ niet-protesterende studenten) die met hun actie mensen van hun doelen zouden distantiëren. Dat vond hij niet erg verbindend en mede daarom reden voor de inzet van politie en ME (overduidelijk wel een verbindende actie, bijna een uitnodiging tot dialoog zullen we maar zeggen). Een paar dagen later maakte het CvB in bedekte termen excuses voor de gevolgen van de ontruiming en kwam met een werkelijke uitnodiging tot dialoog. OccupyEUR was duidelijk: het doel was altijd al een gesprek, maar door het optreden van het CvB eerder die week, gaat Occupy liever in gesprek met een volgend CvB na het aftreden van het huidige.
Sinds 2019 is het motto van de EUR “Creating positive societal impact: the Erasmian way,” maar de reactie van het CvB op het protest laat zien dat hun begrip van die maatschappelijke impact ver af ligt van dat van de protesterende studenten en medewerkers.
Klaarblijkelijk is de enige soort maatschappelijke betrokkenheid die er voor het CvB toe doet, een verdere intensivering van de banden met die actoren die onderdeel van het probleem zijn – of, in de woorden van Brinksma: “er is wel samenwerking met partijen, waaronder bijvoorbeeld Shell, op het gebied van transitie. Ik zie geen enkele reden om dat te ontmoedigen.” Het enige activisme dat getolereerd wordt is er eentje van bedrijven.
Op Erasmus Magazine wezen onderzoekers Jess Bier, Jiska Engelbert, Zouhair Hammana, Vatan Hüzeir, Irene van Oorschot, Willem Schinkel en Rogier van Reekum erop dat impact in die context niets anders kan zijn dan “medeplichtigheid in planetaire plundering.” Alle mooie woorden ten spijt, binnen de universitaire strategie is geen ruimte voor activistisch engagement. In plaats van te herkennen dat een bezetting als deze deel is van waar een universiteit voor hoort te staan – kritisch maatschappelijk debat – laat het inzetten van de politie volgens hen zien dat de EUR zich primair ziet als “een veredeld soort zalenverhuur.” De beoogde gebruikers van die zalen zijn dan het liefst corporate organisaties als Shell – zoals ook het inmiddels beruchte plakkaat van het shelllogo bij de Forumzaal laat zien.
Nog geen reactie — begin de discussie!