Essay
Eind januari kondigde MONO een nieuwe richting aan: directeur Shirin Mirachor vertrekt bij de jonge club in Rotterdam Noord. Met een afscheidsbrief blikt ze terug op een bijzondere maar bewogen tijd. “Een mechanisme dat ons zou moeten beschermen keert zich nu tegen ons.”

Deze brief komt voort uit zowel liefde als uit pijn. Na een bewogen periode heb ik geconcludeerd dat mijn relatie met de nacht ongezond is en we afscheid moeten nemen. Misschien tijdelijk, misschien voorgoed. We hebben in ieder geval een ‘break’ nodig om afstand van elkaar te nemen en alles op een rijtje te zetten. Zo’n vijftien jaar geleden werden we verliefd op elkaar. Ik durf wel te zeggen dat het liefde op het eerste gezicht was. De zure dampen van drank vermengd met zweet, de vloer geïllustreerd met streepjespatronen van platgetrapte sigaretten en het altijd merkwaardige licht van de lantaarnpaal waarin schaduwcontouren scherper worden. De onbestemdheid van de nacht als tussenruimte tussen de voorspelbare werkdagen. De trilling van de eerste tram op het spoor als signaal van het dagelijkse leven dat weer ontwaakt.
Het is de alcohol, de drugs of simpelweg het gegeven van de nacht zelf dat een excuus vormt om buiten je comfort zone te kruipen. Om je eigen zijn af te tasten, in de interactie met de ander. Soms manifesteert het ‘zelf’ zich in een rollenspel, soms juist als haar lelijkste versie. Opgedoft met schmink laten de maskers gedurende de uren die verstrijken langzaamaan los, met de mogelijkheid dingen te tonen die het daglicht niet direct kan weerstaan. Met ons lichaam ondersteund door de bar, geven we ons over aan verlangen, praten we over eenzaamheid, bewondering voor de ander en ons onvermogen om daar eerder uiting aan te geven. Dan durven we even eerlijk te zijn. Maar als het zeer niet naar boven kan komen gaat het etteren.
Nog geen reactie — begin de discussie!