Architectuurkritiek
In het nieuwe studentencomplex Haavn in het centrum is het prettig wonen. Maar voor toeval of eigen inbreng is weinig ruimte, ziet Andrea Prins. “Hoe je woont, waar je op het dakterras mag zitten, tot hoe laat, alles staat vast.”
Zelf heb ik nooit in een studentencomplex gewoond, wel in woongroepen. Maar vrienden en mijn toenmalige geliefde woonden er wel. Dat ging zo: vier mensen hadden elk een kleine kamer (11 m2) en ze deelden badkamer, keuken en eettafeltje. De badkamer was een bron van irritatie: vies en altijd bezet. De keuken trouwens ook. Het was er heerlijk. Er was altijd visite en veel geslapen werd er niet. Het was in Berlijn, medio jaren 80.
Vandaag gaat het anders. Het grootste conflictpotentieel bij samenwonen – citeert wetenschapper Helga Jonuschat de studie van een Duitse investeerder – schuilt in verschillende behoeftes aan netheid en rust. Niets zo vervelend als het feestje waarvoor jij niet bent uitgenodigd, zeg maar. De hedendaagse oplossing is dan ook: niet discussiëren, maar gedoe tussen bewoners vermijden. Daarom heeft iedere student in het studentencomplex Haavn aan de Westewagenstraat in het centrum alles voor zichzelf: een woonruimte met kitchenette en een kleine badkamer. In het huidige jargon zijn dit micro-apartments. Haavn bestaat uit twee gebouwen en werd in september 2022 opgeleverd. Het ontwerp is van het Rotterdamse bureau Klunder Architecten.
Nog geen reactie — begin de discussie!