Architectuurkritiek
Een van Rotterdams brutalistische iconen, het kantoorgebouw Blakeburg aan de gelijknamige Blaak, dreigt gesloopt te worden. Lindy Kuit zoekt uit wat deze ruwe gebouwen van baksteen en beton zo ondergewaardeerd maakt. “Het slopen zou een onomkeerbare fout zijn.”
Aan de Blaak staat een burcht. Een warmbruine, betonnen kolos met smalle ramen die doen denken aan schietgaten. Het gebouw lijkt op pootjes te staan. Aan de voorzijde begint de gevel bijna sculpturaal, met een soort massieve, gestreepte onderrokken. Naar boven toe hebben verticale lijnen vrij spel, wat de kolos zowel zwaar als rank lijkt te maken.
De burcht trekt zich niets aan van zijn omgeving – hoewel het gebouw onder de rokken wel een beschutte doorgang aan fietsers biedt – maar staat er gewoon. Grote kans dat je er gewoon langsloopt. Maar het geoefende oog of de gemiddelde liefhebber van naoorlogse architectuur weet: dit is er eentje van de brutalistische klasse.
Al 5 reacties — discussieer mee!
De auteur heeft kennelijk de Blakeburg lang niet bezocht, want de huisarts, mijn huisarts, is twee jaar geleden al verhuisd naar De Witte Keizer.
Het gebouw De Blakeburg is van buiten bruut, maar binnen is het een banaal kantoorgebouw. Persoonlijk ben ik geen fan van het brutalisme. Architecten behoren mijns inziens mensvriendelijke gebouwen te ontwerpen, gebouwen waar mensen zich thuis voelen, van houden. Misschien voelen alfamannetjes, de Bokito’s, zich thuis in deze apenrots. Geef mij maar de Amsterdamse School, maar dat is op deze plaats natuurlijk vloeken in de 010-kerk.
Mee eens ?
Inderdaad jammer, dat een gebouw voor veel architectuurcritici alleen een buitenkant heeft. Het interieur en het gebruik ervan lijkt me toch minstens zo interessant.
Het probleem van veel ‘post 1965’- en wederopbouwpanden is, dat ze lijden onder slecht onderhoud en nogal respectloos en vaak slordig verbouwd zijn. Zo verkommeren ze totdat iedereen roept om afbraak. Tactiek?
Ik woon al jaren in het Wijnhavengebied, voorheen Waterstad, en ben zeer geinteresseerd in dit stadsdeel met een gelaagde historie vanaf 1600. Daarvan was al weinig over sinds het bombardement van 1940. Maar vanaf ca. 2000 ging weer het ene na het andere pand de puinbak in en verschenen woontorens, bejubeld bij voorkeur door Rotterdammers, die er op uitkeken. Het is heel anders, wanneer je in de skyline woont en de omgeving rigoreus ziet veranderen. Er was geen aandacht voor de kwaliteiten van dit gebied. De bouwtrein denderde door. Veel historische details zijn niet gezien of weggevaagd.
Ik kwam regelmatig in de Blakeburg (de naam is in ieder geval passender dan het nietszeggende The One), sinds de laatste huisartspraktijk aan de Glashaven uit de wijk verdween. Het nieuwe gezondheidscentrum aan de Blaak had een huurcontract voor tientallen jaren, maar daar werd -ook al weer enkele jaren geleden- korte metten mee gemaakt. Het pand was verkocht en de gezondhuiszorg moest van de eigenaar een ander onderkomen zoeken in de buurt. Met het huisvesten van sociale voorzieningen was helaas geen rekening gehouden in het nieuwe woongebied. Alle restruimtes hadden standaard een commerciele bestemming met bijbehorende prijzen. Het gezondheidscentrum maakte bezwaar en bleef zitten tot een acceptabele oplossing was gevonden. Uiteindelijk werden enkele verdiepingen van De Witte Keizer aan de Vissersdijk aangepast en vond een huisartsenpraktijk onderdak aan de Wijnhaven. Dat was ongeveer 2 jaar geleden. Behalve de huisvestingsproblematiek van het gezondheidscentrum ging ook de teloorgang van De Blakeburg me aan het hart. Ik begon van het stugge gebouw met zijn bijzondere details te houden. Het hoort bij de geschiedenis van de wijk. Een inwisselbare legostad zal niet voldoende onderscheidend zijn.
Het is niet alleen de overheersende koude kale beton, maar ook de technocratische vorm en uitstraling die je doet denken aan een of ander -voor die tijd ontzettend noodzakelijk- technisch schakelkastencomplex of iets dergelijks, die vooral functioneel moest zijn, waarbij de basisbehoeften van mensen niet direct een belangrijk onderdeel van het programma waren. Ook de mensen die ervan buitenaf tegenaan moesten kijken hebben ongetwijfeld gedacht dat het basic en functioneel was en in die zin dus ook zeker zeer duurzaam. Ik ben niet snel voorstander van slopen maar zoals het pand daar nu bij staat kan ook echt niet. Dus er moet wat gebeuren. Ik ben wel benieuwd wat voorstanders van dit object nu zo aantrekkelijk vinden aan deze koude klomp beton.
Het brutalisme heeft wel een paar mooie pareltjes voortgebracht, bijvoorbeeld de Erasmus Universiteit. De Blakeburg valt daar niet onder. Het zal ongetwijfeld een interessante gevel zijn maar de plint – het gedeelte dat voor de beleving verreweg het belangrijkst is – bestaat grotendeels uit volledig blinde muren met stalen punten en een donkere oprit naar een parkeergarage. De entree aan de Blaak is een donker hol van onbestemde omvang. Als buurtbewoner die hier heel vaak langs moet komen zie ik hier graag iets voor de menselijke maat terug. Dat een gebouw in een bepaalde stroming valt maakt het nog niet automatisch een goed ontworpen gebouw. Het plotselinge sentiment over dit obstakel komt wat vreemd over.