Interview
Volgens schrijver Erik Brouwer wordt het tijd om van Leen Sanders (1908-1992) opnieuw een Rotterdamse held te maken. De joodse bokser is een bekendheid in de jaren dertig, verliest zijn huis tijdens het bombardement en zijn vrouw en twee zoons in Auschwitz. Hij overleeft zelf het kamp door het boksen en redt daarbij, met gevaar voor eigen leven, het leven van minstens tientallen medegevangenen.
“Voor sommige mensen is ten onrechte geen standbeeld opgericht”, schrijft verzetsstrijder Bill Minco vlak na het overlijden van Sanders. Daar kan Erik Brouwer, auteur van het nieuwe boek ‘Leen Sanders‘ dat in april verschijnt, zich in vinden. “Ik kwam hem op het spoor toen ik jaren geleden een boksartikel maakte voor een sportmagazine. In een archief stuitte ik op Louis van Sinderen, met een groepje boksers pikte hij in het Kralingse Bos pamfletten op die de Engelsen dropten. Bij die verzetsploeg zat ook ene Leen Sanders, een joodse bokser. Die had direct mijn interesse, want dat zie je niet vaak. Ik ontdekte dat hij Auschwitz heeft overleefd en de levens van medegevangenen redde. Dat verhaal is mij altijd bijgebleven”, vertelt Brouwer als ik hem tref voor het stadhuis. De Engelse rechten van zijn boek zijn al voor publicatie verkocht.
Vanaf het stadhuis wandelen we door de wijk waar de bokser werd geboren: de beruchte Zandstraatbuurt. Een schimmig gebied vol kroegen, bordelen, criminelen, danssalons en prostituees. Alhoewel de verpauperde buurt in 1912 tegen de vlakte gaat om plaats te maken voor onder meer het huidige stadhuis, wekt Brouwer deze opwindende buurt weer tot leven. “Ik ben helemaal in dat vooroorlogse Rotterdam gedoken. Via foto’s en krantenartikelen kwam ik uit bij mensen als Rie Brusse, een journalist die verhalen en portretjes schreef over de getto zoals het genoemd werd. Het is een krottenbuurt waar de armste Rotterdammers woonden, gemengd met pooiers en hun ‘meissies’, alcoholisten, vechtersbazen en daartussenin een joodse gemeenschap. Die Brusse hing daar rond met artiesten als schilder Kees van Dongen en dichter Koos Speenhoff. Tuschinski had hier nog zijn eerste bioscoop. Alle kunstenaars kwamen naar de Zandstraat, daar gebeurde het.”
Nog geen reactie — begin de discussie!