Ga naar de inhoud

Hoe de grootste Rotterdamse slavenhandelaar in de gunst wilde komen bij de rijkste zwarte vrouw van Suriname

Rotterdamse slavernijgeschiedenis

Dit jaar is het 150 jaar geleden dat de slavernij is afgeschaft. In aanloop naar Keti Koti besteedt Vers Beton aandacht aan de Rotterdamse slavernijgeschiedenis. De vermaarde Surinaamse schrijfster Cynthia McLeod (1936) vertelt hoe een Rotterdams handelshuis graag in zee wilde gaan met de rijkste, zwarte vrouw van Suriname. 

Illustratie: D’Avellonne van Dijk

‘Rochussen, wiens koopvlijt vroeg en spa, Met noest beleid en onbesproken wandel; het wilde Afrika en woest Amerika, doet krielen van zijn drukken slavenhandel.’

Het zijn enkele versregels uit de huwelijkszang die het echtpaar Isaac Jacobus Rochussen en Esther Maria Hudig werd toegezongen ter gelegenheid van hun huwelijk, 3 september 1749 te Rotterdam.

Isaac Jacobus Rochussen en Herman van Coopstad waren oprichters en eigenaar van handelshuis Coopstad en Rochussen, dat in Rotterdam goed geld wist te verdienen aan de slavenhandel en — wat heette — negotiatie met Surinaamse plantages. De eigenaren hadden ook een familierelatie: Esther Hudig was het nichtje van Herman van Coopstad.

Het bedrijf bezat drie slavenschepen en maakte van 1745–1780 zeker vijfenzestig reizen van en naar Afrika en Suriname. Daarbij werden onder mensonterende omstandigheden zo’n twintigduizend Afrikanen vervoerd, in Suriname verkocht als slaaf, die een kort, ellendig leven hadden dat bestond uit hard werken en nauwelijks onderdak en voeding kende.

Coopstad en Rochussen vervoerden onder mensonterende omstandigheden zo’n twintigduizend Afrikanen naar Suriname

Behalve slavenschepen had het handelshuis ook plantages in ‘negotiatie’. Dat was een systeem waarbij het handelshuis de directe zakenpartner was van de plantage en maakte dat de eigenaar een lening kon krijgen bij de bank met plantage(s) als onderpand. Alles wat de plantage nodig had, werd door het handelshuis toegezonden en de producten van de plantage gingen richting het handelshuis, dat zorgde voor de verdere verkoop. Een handelshuis rekende daarvoor 3 tot 4 procent commissie en had doorgaans niet één maar soms wel tien of meer plantages in negotiatie.

In het midden van de 18de eeuw waren er in Suriname zo’n zevenhonderd plantages, waarvan de meeste in negotiatie waren met een handelshuis in Amsterdam, de stad die samen met de West-Indische Compagnie eigenaar was van de kolonie. De directie van de Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname, de zogeheten ‘Heeren Negentien’, nam het er goed van en toonden graag hun rijkdom en luxe (zoals in de ‘Direkteuren kamer’ in het Koninklijk Paleis op de Dam). Keek het Rotterdamse handelshuis Coopstad en Rochussen misschien met jaloerse blik en wilden zij een deel van deze negotiatiekoek? In ieder geval weerhield hun ‘onbesproken wandel’ — het feit dat hun reputatie er een van onbesproken gedrag was — hen er niet van hiervoor zelfs onder andermans duiven te schieten.

In Suriname deed de vrije en zwarte Elisabeth Samson van zich spreken. Ze was een uitstekende zakenvrouw, en bezat in 1764 een aantal plantages waaraan ze grof geld verdiende. Carl Otto Creutz, haar jarenlange partner was kapitein-luitenant in het leger van de Sociëteit van Suriname en op ‘t eind van zijn leven nog tien jaar Raadslid in het Hof van Politie en Criminele Justitie, het hoogste gezag in de kolonie. Na zijn dood, in 1764, wilde Elisabeth per se een officieel huwelijk. Met haar aanstaande witte bruidegom diende ze zich aan voor ondertrouw bij de Commissarissen van Huwelijkse Zaken in Paramaribo. Ze kreeg geen toestemming voor een huwelijk met een witte man, omdat het koloniaal bestuur meende dat er een wet was die een huwelijk tussen wit en zwart verbood. Zij legde zich niet neer bij deze afwijzing en schreef de Heeren Negentien aan via haar handelshuis Pieter Reijdenius in Amsterdam. Het koloniaal bestuur, Gouverneur en Raadsleden in Suriname, schreven ook. Met achttien argumenten gaven ze aan waarom zo’n huwelijk verboden was en dat voor eeuwig moest blijven, maar wisten wel een argument te noemen in het voordeel van dit huwelijk: het feit dat deze zwarte vrouw ‘zo rijk’ was! Als ze zou huwen met deze witte man, zou haar rijkdom “mettertijd bij de blanken terechtkomen, wat niet kwaad is, want het is niet gunstig om hier te machtige en rijke mensen onder n****s te hebben, omdat dat aan onze slaven het idee kan geven dat ze net zo hoog kunnen steigeren als wij…”

Na drie jaar antwoordde Hoge Raad dat er geen Nederlandse wet bestond die een gemengd huwelijk verbood. Haar aanstaande bruidegom was toen al overleden.

De directeuren van de Geoctroyeerde Sociëteit beslisten uiteindelijk niet. De zaak werd verwezen naar de Staten-Generaal — de Eerste en Tweede Kamer, tezamen het hoogste (politieke) gezag in Nederland. Na drie jaar antwoordde Hoge Raad dat er geen Nederlandse wet bestond die zo’n huwelijk verbood. Elisabeth kreeg dit antwoord in augustus 1767, drieënhalf jaar na haar schrijven. Haar aanstaande bruidegom was toen al overleden. Enkele maanden later diende ze zich aan met een nieuwe kandidaat en trouwde uiteindelijk op 21 december 1767 met de in Den Haag geboren Daniel Zobre. Hij 30 jaar jong, zij was toen 52.

Dit feit zal allerwege de aandacht hebben getrokken; niet alleen in Suriname, ook in Nederland werd hierover gesproken. En wat uiteraard in handelshuiskringen interesse wekte, was het feit dat deze zwarte vrouw ‘zo rijk’ was. Eind 1770 was een van de slavenschepen van Coopstad en Rochussen in Paramaribo en de kapitein van dat schip, Jan Malmberg, trad op als agent van het handelshuis. Hij had duidelijk de opdracht gekregen ervoor te zorgen dat deze Elisabeth Samson, nu Mevrouw Zobre, zou ‘veranderen’ van handelshuis en voortaan zou gaan negotiatiëren met Coopstad en Rochussen. In zijn eerste brief van januari 1771 schreef Malmberg aan zijn opdrachtgever onder meer “De heer Zobre heb ik de brief van u Edele laten zien met alle geprotesteerde wissels. Zijn Edele was daar niet van op de hoogte, zeer aangedaan en op de heer Reijdenisus zeer nijdig.”

Het huwelijk van Elisabeth met Zobre duurde precies drie jaar en vier maanden. Zij overleed op 21 april 1771. Volgens haar testament was haar echtgenoot, Hermanus Daniel Zobre de universeel erfgenaam.

Op 4 mei 1771 schreef Jan Malmberg een tweede brief aan Coopstad en Rochussen, hierin onder meer: “Verder laat ik u Egst.  weten dat enige dagen geleden is overleden mejuffrouw Sobre, de welke 23.000 so aan de een en andere legaten gemaakt heeft en verder is de heer Sobre van alles Erfgenaam en dus voor het trouwen van een Swarte vrouw in teijdt van 4 jaren een man geworden die thans meer dan een Miljoen bezit”. Inmiddels was Malmberg bevriend geraakt met Zobre en schreef hij dat hij de vorige dag met hem naar een van de plantages was geweest. Hij had goed vertrouwen dat het zou lukken om de heer Zobre te doen ‘veranderen’.  

In de laatste brief, juni 1771, schreef Malmberg onder meer: “Aangaande de Heer Zobre, van alle coffy plantages en kostelijke staaten wat zijn Edele aanbelangt heb ik selver zijn boek gesien en bedroeg zijn heele schuld honderd vijfentachtig duizend gulden, in tegendeel moest nog verantwoord worden ruim vijfhonderd vaten koffie die versonden waren, en dien Heer wordt nu naar zijn vrouw doodt is tenminste gerekend op 15 à 16 ton en daar is geen Fout aan.”

Nu was Hermanus Zobre zeer rijk. Maar hij was nog niet veranderd van negotiatiepartner toen in 1773 de beruchte krach op de Amsterdamse beurs zich voltrok. Toen het nieuws van de beurskrach in Suriname bekend werd, moet Zobre wel hevig verontrust zijn geweest, want hij reisde meteen naar Nederland om in eigen persoon zijn zaken te regelen. Of hij doorreisde naar Rotterdam en het eerst probeerde bij Coopstad en Rochussen weten we niet, maar hij vond het handelshuis van Jan en Theodoor Marselis bereid zaken met hem te doen. Zobres totale plantagebezit werd getaxeerd op 872.486 Nederlandse florijn, waarmee hij een hypotheek van 800.000 florijn verkreeg. Enkele maanden later kwam hij terug naar Suriname, leefde verder als grand seigneur en betaalde nooit een cent aflossing. Hij overleed in 1784. Zijn broer en universeel erfgenaam, Johan Anthonie Zobre, accepteerde de erfenis niet. En zo kwamen de plantages en woonhuizen van Elisabeth Samson bij Jan en Theodoor Marselis, kooplieden in Amsterdam. De verwachting van Gouverneur en Raden uit 1764 werd werkelijkheid: Elisabeth Samsons rijkdom was terechtgekomen bij witte mensen!

Hoe verging het Coopstad en Rochussen? De slavenhandel ging gestaag verder. Na de Middelburgse Commercie Compagnie was Coopstad en Rochussen de grootste slaventransporteur en  -handelaar. Maar de krach op de Amsterdamse beurs had ook voor hun negotiaties nadelige gevolgen. Herman van Coopstad was al in 1772 overleden, die maakte het dus niet meer mee, maar het negotiërend handelshuis Coopstad en Rochussen ging failliet in 1779. Wel had Isaac Rochussen ervoor gezorgd dat zijn eigen kapitaal en dat van echtgenote Esther Hudig was veiliggesteld en richtte in 1775 de rederij Rochussen en Zonen op. Isaac Rochussen kon zich uit zaken terugtrekken en overleed in 1797, maar rederij Rochussen en zonen kon met drie schepen doorgaan met slavenhandel. Dat was immers “noest beleid en onbesproken wandel”.

Rotterdams slavernijverleden op Vers Beton

Het kolonialisme is een gitzwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis. Op 1 juli 1863 werd slavernij (bij wet) afgeschaft in Caraïbisch Nederland, maar een groot deel van de tot slaaf gemaakten moest hierna nog 10 jaar lang op de plantages werken om de “schade van deze maatregel” te beperken voor de plantagehouders.  In 1873 waren de tot slaaf gemaakten werkelijk vrij, dat is dit jaar 150 jaar geleden. 

In aanloop naar de Keti Koti-viering op 1 juli, wijdt Vers Beton daarom een reeks artikelen aan de diepgewortelde banden van Rotterdam met het Nederlandse slavernijverleden.

Dit project is mede mogelijk gemaakt dankzij subsidie van de gemeente Rotterdam.

Word lid van Vers Beton

Steun onafhankelijke journalistiek voor een eerlijk en eigenzinnig Rotterdam

Lees ook

Nog geen reactie — begin de discussie!

Schrijf hier je reactie

Heb je geen account? Maak hier een gratis reageerdersaccount aan. En bekijk hier de huisregels van dit forum.

Gerelateerde inhoud

Wil je dit soort artikelen blijven lezen?

Vers Beton kan niet bestaan zonder haar leden. Lees onbeperkt artikelen op Vers Beton voor € 7,50 per maand, de eerste maand is gratis.

Misschien vind je dit ook interessant

De agenda die je aan het denken zet

De leukste vacatures in en om Rotterdam