Op de schepen die in de Rotterdamse haven aanleggen, werken zeevarenden die al maandenlang aan boord zijn. In de paar uur vrije tijd die ze aan wal hebben, ontspannen ze het liefst in een zeemanshuis. Maar juist deze leven in financiële onzekerheid. “Als je naar Rotterdam gaat: ja, shit, dat is echt hard werken.”
Bij het zeemanshuis in Oostvoorne komt een wit busje aangereden met daarin twee mannelijke zeevarenden. Fernando en Jacob zijn net door twee vrijwilligers opgehaald uit de haven. Ze lopen de woonkamer in met daarin een grote tafel, een sjoelbak en een voetbaltafel. Tegen de muur staat een rek met gratis kleding en een kast vol boeken. Het is een buurthuis waar zeevarenden even kunnen uitrusten, na maanden te hebben gewerkt op een schip. Jaarlijks lopen er zo’n 620 duizend zeevarenden aan in de Rotterdamse haven. Als een schip in de Rotterdamse haven aanlegt, moet er veel gebeuren: inspectie van het schip, het laden en lossen van goederen en het schip moet bijgetankt worden. Dat gaat ten koste van de tijd die een zeevarende aan vrije tijd kan besteden. Het personeel heeft geluk als ze een paar uur tijd hebben om van boord te gaan.
Fernando en Jacob hebben er wifi-toegang en er zijn telefoonkaarten om contact te zoeken met familie, ze zien andere gezichten en kunnen boodschappen doen in het dorp. “Ik vind het leuk om gewoon rond te struinen en foto’s te maken”, vertelt Fernando aan tafel. “Die kan ik dan uploaden op Facebook of aan mijn familie laten zien. Ik kan hier andere mensen zien en met ze praten, daarom is kort verlof zo belangrijk.” Hij komt uit Sri Lanka en werkt op een schip dat nu zes dagen in de Rotterdamse haven ligt. Het is ook deze zes dagen hard werken, maar vandaag heeft hij een paar uur vrij.
Nog geen reactie — begin de discussie!