In memoriam
Op zondag 10 september overleed Evan van der Most (1953 – 2023) na een kort ziekbed. Veel mensen herinneren zich hem als directeur van Theater Hal4, dat eerst als poppodium fungeerde en later vooral als jongerentheater. Daarna was hij actief in de Rotterdamse erfgoedwereld.
Van der Most begon zijn werkzaamheden in de Rotterdamse cultuursector bij het Lijnbaancentrum, een afdeling van de Rotterdamse Kunststichting, waar hij als suppoost zijn vervangende dienstplicht vervulde. Daarna werkte hij voor de Kijkkist, een mobiele tentoonstellingsplek van de Kunststichting. Hij maakte er kleine tentoonstellingen die van wijk naar wijk trokken. Het Lijnbaancentrum en de Kijkkist waren in de vroege jaren zeventig voorbeelden van een nieuwe manier van tentoonstelling maken in Nederland; veel laagdrempeliger dan gebruikelijk. Zo richtte de Kijkkist zich op de directe leefwereld van de wijkbewoners.
Alternatieve muziekscene
Na de Kijkkist werd Van der Most in 1979 algemeen directeur van Theater Hal4, een vlakkevloertheater van zo’n 400 vierkante meter in een voormalige werkplaats van het Drinkwaterbedrijf in De Esch. In de watertoren en de aanpalende werkplaatsen was het architecten- en kunstenaarscollectief Utopia gehuisvest, waar Van der Most lid van werd. Hij organiseerde toen al concerten bij hem thuis en kende vrijwel iedereen in de alternatieve muziekscene. Utopia vroeg hem meer concerten te organiseren en zo groeide Hal 4 in een paar jaar tijd uit tot een landelijk bekend poppodium met een vernieuwende programmering.
Door subsidieperikelen en geluidsoverlast voor de woonwijk die inmiddels rondom Hal4 was ontstaan, stopte eind jaren tachtig de muziekprogrammering en werd de Hal een tijdelijk podium voor het RO Theater. Toen de nieuwe Rotterdamse Schouwburg af was en het RO Theater terug verhuisde naar het centrum, ontwikkelde Van der Most een nieuwe, bredere programmering voor de Hal: van theaterpodium, filmstudio, tentoonstellingen, klassieke en contemporaine muziek tot verhuur voor feesten en festivals: er was veel mogelijk in de beter geïsoleerde ruimte. Van der Most toonde zich een vernieuwend cultureel ondernemer.
Jongerentheater
Meer en meer trok Van der Most richting jongerentheater. Hij programmeerde veel multiculturele jongerentheatergroepen en richtte met Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR) het theatergezelschap Rotterdams Lef op, tegenwoordig onderdeel van het Maaspodium. Ook startte hij vanuit Hal4 Digital Playground, om de digitale geletterdheid van jongeren te bevorderen. Voor het onderwijs organiseerde hij een breed aanbod Nederlands jongerentheater. Met succes: als een van de eerste culturele instellingen in de stad bereikte Hal4 vooral vmbo-leerlingen, veelal jongeren met een migratieachtergrond. Veel namen uit de artistieke en zakelijke kunstwereld van nu begonnen hun carrière in Hal4. De organisatie was een artistiek en zakelijk succesvolle kweekvijver.
Van der Most runde Theater Hal4 dertig jaar. Toen het in 2009 moest sluiten vanwege een gemeentelijk cultuurplan besluit, stapte Van der Most over op erfgoed. Daar hield hij zich met name bezig met beelden van ‘gewone’ Rotterdammers. Daarin zat zijn kracht: het ordenen en ontsluiten van beelden. Hij richtte de organisatie Dig it up op en maakte vele tentoonstellingen, zoals Pandora’s Music Box, Het Geluid van Rotterdam, de trapauto-foto’s voor Blijdorp uit de jaren vijftig, 75 jaar gay in Rotterdam en de Blue Tiek-in. De ervaring die hij in de jaren zeventig opdeed bij de Kijkkist bleef altijd leidend.
Schoenendozen vol foto’s
In de kern was Van der Most een verzamelaar. Hij dacht na over hoe je verzamelingen toegankelijk maakt voor een breed publiek. Hij vroeg Rotterdammers naar hun zoldervondsten en liet ze schoenendozen vol foto’s op zijn tafel omkieperen. Omdat al dat bijzondere materiaal uiteindelijk in het Stadsarchief Rotterdam moest terechtkomen, onderhield hij daarmee een goede relatie. Door voor onderwerpen te kiezen recht uit de leefwereld van mensen – muziek, theater, horeca en uitgaan – vulde hij de meer ‘officiële’ geschiedschrijving van het Stadsarchief aan.
Na zijn pensioen ging Van der Most verder met een nieuwe erfgoedorganisatie, Heritage Retrievers. Ook gaf hij boeken uit: Pietje, een Rotterdamse jongen over het levensverhaal van gay-horecaondernemer Piet Gamelkoorn; Levensbrieven van vader, een familieverhaal van hemzelf, aan de hand van 36 brieven die zijn vader, een Rotterdamse schippersdominee, aan zijn kinderen schreef.
Geen small talk
Van small talk hield Van der Most niet. Hij was zeer gedreven en sprak altijd over zijn projecten waaraan hij mensen probeerde te binden, bijvoorbeeld binnen netwerkclub Club 25 of historisch Genootschap Roterodamum. Het was een netwerker, maar hij kon ook kritisch zijn. Dat was altijd inhoudelijk en nooit op de man, maar achteraf had hij weleens spijt van zijn harde woorden. Hij had een principiële houding en bewaakte zijn grenzen goed. Respecteerde je die, dan kon je geweldig met hem samenwerken.
Van der Most ontwikkelde in een sneltreinvaart projecten: samen met het Stadsarchief en Maritiem Museum een project met levensbeschrijvingen van Rotterdammers en hun nakomelingen uit Nederlands-Indië, een boekpublicatie rondom de speeches en lezingen van oud-KvK secretaris Hans Horsting en een stedenbouwkundig project voor de verbetering van de Schiedamsedijk, samen met de bewoners en ondernemers aan die dijk. Deze projecten waren nog volop in ontwikkeling op het moment van zijn plotselinge overlijden.
Nog geen reactie — begin de discussie!