Minicollege
Afgelopen zomer bezocht cultuursocioloog Dorus Hoebink voor het eerst Depot Boijmans van Beuningen en hij was aangenaam verrast. Niet alleen door het indrukwekkende gebouw of de mooie collectie, maar vooral door de lessen die musea van het Depot kunnen leren. Een minicollege.
Vaak blijven allerlei nieuwe museologische inzichten in de wetenschappelijke literatuur nogal theoretisch, maar in het Depot krijgen ze handen en voeten. Daar valt veel van te leren. Ik hoop dat het hernieuwde Boijmans van Beuningen – of ieder ander kunstmuseum – deze waardevolle lessen van het Depot overneemt.
Les 1: Laat wat aan de verbeelding over
In het Depot zijn de kunstobjecten niet keurig gerangschikt in stille en overzichtelijke zalen. Het is een harrewar van trappen naar verschillende opslagplekken die je door een glazen wand kan bekijken. Ik stond voor een van die glazen wanden te kijken naar de afdeling Organische en niet-organische materialen, toen ik iemand achter me hoorde zeggen: “Och, Els kijk nu toch…dat buisstoeltje.” Ik draaide me om en zag een meneer verwonderd de ruimte achter de glaswand in staren. Ik zag zijn hoornen bril, zijn puntschoenen, ik zag Els en ik dacht bij mezelf: ‘Deze meneer heeft in zijn leven al heel wat buisstoeltjes gezien. En toch spreekt en kijkt hij hier met een verwondering die je in normale museumopstellingen maar zelden ziet. Hoe kan dat?’
Nog geen reactie — begin de discussie!